Gazet van Antwerpen Stad en Rand
67-jarige Deurnenaar peetvader van reggae in Vlaanderen
Deurnenaar Jacques ‘Professor Cat’ Chapon was in 1979 de allereerste artiest op Kempens festival
Gisteren en vandaag viert Reggae Geel zijn veertigste editie. Ondertussen lokt dat festival vlotjes meer dan 50.000 bezoekers naar de Kempen. Maar in 1979 stond er slechts één soundsystem op het podium, voor een paar honderd fuifgangers. Dat van Jacques Chapon, alias Professor Cat.
“Ik herinner me twee biertogen”, zegt Jacques Chapon, ondertussen 67, aan tafel in zijn prachtig fiftieshuis in Deurne. “De inkom was gratis. Er werd stevig gedronken. En gesmoord.” Het was 1979. Kiss, Julio Iglesias en Abba scoorden dé hits van dat jaar. Maar iets verder in de hitparade stonden Stir it Up van Bob Marley en Don’t Look Back van Peter Tosh. Reggae, de Jamaicaanse muziek die tot dan toe enkel bekend was in een klein kringetje, bereikte voor het eerst de mainstream.
“Een paar mensen in Geel vroegen me of ik op hun reggaefuif in openlucht wilde komen spelen. Ze kenden mij van de reggaefeestjes die ik zelf organiseerde in café Samson in de Antwerpse Pelikaanstraat. Er was een grote geluidsinstallatie en ik had twee pick-ups, een mengpaneel en een analoge echokamer. Ik had zelf iets in elkaar geknutseld met een switch die ik had gekocht in het Amerikaans Stockhuis. Als ik die induwde, stopte de muziek en hoorde je alleen de echo nog. Dat was toen revolutionair. Meer dan een paar honderd man was er toen niet in Geel.” Jacques was een goede danser. In de vroege jaren zeventig nam hij vaak de ferry om te gaan feesten in Engeland. Daar hoorde hij voor het eerst een sound die hij nog niet kende. En ook in discotheek Popcorn in Vrasene speelden ze ska, een voorloper van reggae. “De muziek intrigeerde me”, vertelt Jacques. “De vader van een vriend was piloot. We lieten hem platen meebrengen uit New York. Die speelde ik op feestjes in Antwerpen. Ik studeerde toen industriële vormgeving aan de Academie.”
In 1977, net afgestudeerd, ging hij zelf naar Jamaica met twee vriendinnen. Twee maanden reisden ze rond op het eiland, ook in de getto’s waar het geweld en de drugs regeerden. Ze bezochten de legendarische Studio One, waar alle grote Jamaicaanse artiesten klassiekers opnamen. Hij kocht er dozen vol platen en liet ze opsturen naar Antwerpen.
Alpheusdal
“Terug thuis begon ik een platenwinkel op het Conscienceplein, Rasta Connection, boven café Het Pannenhuis. Ik was alleen op woensdag- en zaterdagnamiddag open. Ik bracht ook zelf platen uit van Jamaicaanse artiesten en organi-
Jacques Chapon
Reggaepionier
‘‘Ik ben blij dat reggae nog altijd zo goed draait. Het is nog altijd een niche, maar nu wel een grote niche.’’
seerde concerten. Burning Spear was de eerste reggaevedette die ik naar België haalde, in het Alpheusdal in Berchem. Nog vóór Paul Ambach Bob Marley in Vorst-Nationaal programmeerde.” Om de twee of drie weken reisde hij naar Londen, waar veel Jamaicaanse artiesten woonden en hij een flink aantal van hen leerde kennen. Hij legde ze te logeren als ze in België kwamen optreden. De winkel verhuisde Jacques, die zichzelf ondertussen met de artiestennaam Professor Cat had bedacht – “ik ben een kattenmens” – rond 1980 naar de Ernest Van Dijckkaai.
“Ik maakte er tegelijk een café en snackbar van waar je ook kon gamen. We schilderden alles geel, groen en rood en zetten een toog van bamboe. Veel bracht het niet op, omdat ik de prijs van de platen zo goedkoop mogelijk hield. Ik was een idealist. Mijn geld heb ik verdiend in een andere sector. Op de Katelijnevest begon ik met MicroConnection. Het was de periode van de eerste pc’s. Ik ben jaren lang de exclusieve invoerder geweest van Psion, een van de eerste handheld computers. Dat was een financiële bom. Later was ik ook de eerste die de usb-stick in ons land introduceerde.”
Ranking Dread
Maar al die tijd bleef hij de reggae trouw. In 1980 begon Professor Cat een eigen programma op Radio Centraal, eerst nog samen met zijn kompaan Doctor Dog. Het programma bestaat nog altijd, zij het nu een keer om de twee weken. Hij neemt ons mee naar zijn bureau met smaakvol Expo 58-meubilair en toont een deeltje van zijn ongeëvenaarde vinylcollectie.
“Van elke eerste persing die ik invoerde voor de winkel, hield ik er zelf eentje”, lacht hij. “Ik ga niet vertellen hoeveel de kenners daar nu voor betalen, maar ik doe niks weg.” Hij toont een plaat van Ranking Dread, in het begin van de eighties een reggaester, maar later een onvervalste gangster die in 1988 werd uitgewezen door de Britten en in 1996 stierf in de gevangenis. “Ze zeggen dat hij ooit een fuifzaal met 200 man in zijn eentje overvallen heeft. Met een kalasjnikov. Totale psychopaat, maar hij heeft wel goede platen gemaakt.”
Vandaag is Jacques Chapon ‘social media conversationalist’ en beheert hij onder andere het Facebookplatform van Studio One, met 42.000 volgers wereldwijd. De allereerste performer ooit op het festival gaat nog elk jaar naar Reggae Geel, nu als bezoeker. “Die twee dagen zijn ideaal”, zegt hij. “In Spanje heb je het reggaefestival Rototom Sunsplash, dat zeven dagen duurt. Dat is erover, ik zou het niet overleven.” Hij lacht. “Het leuke is dat ik nog steeds nieuwe, jonge mensen zie opduiken, terwijl de ouderen ook blijven komen. Het is een grote verbroedering van gelijkgestemden. Ook mijn kinderen gaan graag mee, ze zijn nochtans geen reggaefans, geloof het of niet.” De man die reggae in ons land introduceerde, drinkt met smaak van zijn biertje en zegt: “Ik ben blij dat reggae nog altijd zo goed draait. Het is nog altijd een niche, maar nu wel een grote niche. En ik ben wel trots dat ik destijds de goede boodschap heb verkondigd. Ik was zo’n beetje de evangelist van de reggae in België, hè. Ik kom nog altijd mensen tegen die als tiener mijn programma’s opnamen op cassettes. Soms zit ik op café en krijg ik van een volslagen onbekende ineens een pint getrakteerd op café. Uit dankbaarheid. Dat doet deugd.”
Meer over Reggae Geel op blz. 42-43