Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Zelf spring ik niet, al heeft het één keer niet veel gescheeld”
Karel vloog hele wereld rond bij de Belgische luchtmacht en doet dat nu boven Antwerpen als piloot voor skydivers
We ontmoeten piloot Karel Vervoort (76) aan de skydiveclub in Hoevenen. De zon schijnt fel en op het gras maken vooral jonge mensen van het uiterst avontuurlijke type zich klaar om een sprong in het grote niets te maken. Op een of andere manier verwachten we niet om iemand als Karel hier tegen te komen. Want de veteraan is niet zomaar iemand. Voor ons staat een monument van de Belgische luchtmacht.
De uit het Kempense Balen afkomstige piloot heeft vele watertjes doorzwommen. Hij stond bekend als iemand waarmee je letterlijk en figuurlijk naar de oorlog kan trekken, en dat deed hij dan ook. Zowat de hele wereld zag hij tijdens zijn opdrachten, die hem uiteindelijk brachten tot een moeilijk te evenaren carrière en de hoge graad van generaal-majoor. “Ik had nog nooit gevlogen als passagier, maar wilde als jonge boerenkinkel uit de Kempen toch piloot worden. Tot grote ergernis van mijn moeder”, zegt hij lachend.
Vijs los
De voormalige generaal-majoor steekt onder de loden zon zelf de handen uit de mouwen. Hij trekt het vliegtuig uit de hangar en tankt het vol. Dan volgt een visuele inspectie van het toestel. “Even zien of er geen vijs loszit of zo”, verklaart hij.
En dan zeggen dat Karel jarenlang met een machtige C-130 heeft gevlogen, het bekende vrachtvliegtuig dat onder andere door het Belgische leger gebruikt wordt. “Zo’n C-130 is een steengoed toestel. Het was the love of
my life. Alles heb ik ermee vervoerd, tot motoren voor tanks in oorlogsgebieden toe. Het is zo wendbaar, echt een plezier om mee te vliegen. Deze Cessna vliegt ook, maar dit is van een andere orde. Er is plaats voor zeven mensen.”
Het is te zeggen … Als iedereen met zijn benen open gaat zitten zodat er een soort treintje wordt gevormd, dan lukt het nét om de skydivers en hun parachutes aan boord te proppen. Een Cessna is duidelijk geen C-130.
Wij voelen ons straks als sardientjes in een blik. Voor Karel moet het voelen alsof hij van een luxueuze racefiets naar een driewieler is overgestapt. “Ik had inderdaad nog graag wat langer bij het leger gevlogen, maar daar was ik na 38 jaar dienst te oud voor en dan móét je stoppen. Ik was nog maar 56, idioot was dat, zeker als je weet dat iedereen nu tot 67 moet gaan werken. Ze hebben buitenlandse piloten-boordcommandanten moeten halen om ons te vervangen omdat er geen Belgen waren die het konden overnemen. Maar goed, ik klaag niet, want ik vlieg twintig jaar na mijn pensioen nog steeds.”
Karel Vervoort Piloot
“Ik had nog nooit gevlogen als passagier, maar wilde als jonge boerenkinkel uit de Kempen toch piloot worden.”
“Ik ben 76, maar wat wil dat zeggen? Misschien is het dat vliegen wel, wat mij gezond houdt.”
Altijd spannend
“Waarom ik het nog doe? Vliegen blijft spannend. Het voelt nooit als naar de bakker rijden. Vliegen gaat duizenden keren goed, maar tijdens de duizendste keer kan er iets onverwachts gebeuren. Al is het na al die jaren voor mij soms wel bandwerk. Na vijf vluchten lijkt het soms op werken. Maar goed, ik wil goed werk leveren.”
Mensen die dichtklappen en nog weigeren om te springen, dat heeft Karel nog niet meegemaakt. “Behalve die keer toen een milicien zich aan de rand van de opening vastklampte en compleet verstijfde. In Hoevenen heb ik dat in de achttien jaar dat ik dit doe nog nooit meegemaakt. Wel was er eentje die doodziek was van de stress en heel de vlucht heeft overgegeven. Eigenlijk had ik hem beter niet meegenomen. Ik vind het overigens fantastisch dat jonge mensen dit doen. Het is een teken dat ze voor iets willen gaan, dat ze meer willen doen in het leven dan bier zuipen.”
“Elke piloot heeft wel ooit zo’n moment waarop hij blij is dat alles goed is afgelopen.”
Als een rodeostier “Zelf springen? Dat doe ik niet. Daar zijn mijn benen te stijf voor
geworden. Al heeft het één keer niet veel gescheeld of ik had gemoeten”, zegt Karel.
Hij neemt er zijn logboek bij en zoekt de datum op, die met markeerstift is aangeduid. “31 juli 2011 was het. Wat er toen gebeurd is, staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift. De skydiver ging over de rand buiten het vliegtuig zitten, klaar om te springen. Maar op dat moment ging om een onverklaarbare reden zijn noodparachute open. Hij werd naar buiten getrokken en smakte met de parachute tegen de staart van het vliegtuig. Gelukkig is het valscherm van de staart gegleden en waren er maar een paar draden van de parachute afgeknakt en is hij nog veilig beneden geraakt. Als hij was blijven hangen, was het fout afgelopen.”
Maar ook het vliegtuig van Karel was gehavend. “Het trimvlak van het hoogteroer was afgebroken, naast een gedeelte van het hoogteroer zelf, terwijl een ander gedeelte vervormd naar beneden krulde. Ik had de grootste moeite om het vliegtuig onder controle te houden, het ging tekeer als een rodeostier. Ik vloog bijna verticaal naar beneden en had niet echt zicht op hoe groot de schade was. Uiteindelijk heb ik het vliegtuig nog wel onder controle gekregen en heb ik beslist om niet te springen en het toestel nog veilig aan de grond proberen te zetten. Dat is me ook gelukt.”
“Elke piloot heeft wel ooit zo’n moment waarop hij blij is dat alles goed is afgelopen. Mijn tikker heeft die vlucht wel een paar slagen overgeslagen. De springer en ik zagen er allebei erg bleek uit. Hij heeft daarna nooit meer gesprongen. Ik ben gewoon blijven vliegen. Stoppen is nooit in mij opgekomen, ik heb mijn hele leven in de lucht doorgebracht. Ik heb ’s avonds een fles champagne gedronken om te vieren dat alles goed was afgelopen, meer niet.”
Voeten intrekken
Het verhaal maakt wel wat los bij de fotograaf en mezelf. Maar we zijn tegelijk gesterkt in het feit dat Karel wel weet wat hij doet. Met ook een parachute voor noodgevallen op onze rug – je weet maar nooit – stappen we in, samen met enkele ervaren skydivers. Karel lanceert zijn Cessna Soloy C206T op het grasveld en al snel worden Hoevenen en bij uitbreiding heel Antwerpen niet meer dan een ver en kleurrijk landschap.
“Ik stijg nu naar een hoogte van zo’n vier kilometer”, vertelt Karel. “Ik moet ze dan op de juiste plaats lossen. Ik vlieg dan iets trager, met de motor op traagloop, zodat ze makkelijker uit het vliegtuig kunnen springen.”
Veel meer wordt er in de lucht niet meer gezegd. Karel concentreert zich en doet na een tijdje teken dat de velcrodeur opgerold mag worden, zodat er een groot open gat aan de zijkant ontstaat. De springers zijn nu klaar om hun ding te doen. “Go”, geeft Karel aan. Zelf trek ik mijn voeten nog snel in, want die blijken ietwat in de weg te zitten voor de springers. En één voor één zetten ze af voor een vrije val van ongeveer vijftig seconden, gevolgd door een parachutevlucht van een vijftal minuten, waarna ze als alles goed gaat weer landen op het grasveldje aan de skydiveclub.
Karel ‘verliest’ nu de ene na de andere passagier, maar dat is normaal in zijn stiel. Kalm blijft hij voor zich uitkijken en checkt hij zijn instrumenten. Als de laatste passagier vertrokken is, rol ik de stoffen zijdeur snel dicht.
“Op het moment dat ze eruit sprongen, moest ik goed opletten. Dan moest ik het vliegtuig goed onder controle houden”, vertelt Karel. Daarna tuurt hij naar beneden om te kijken hoe het de springers vergaat. De piloot blijft geduldig boven hen vliegen en landt pas als hij van beneden de bevestiging heeft dat iedereen weer met twee voeten op de grond staat. “Dat is normaal mijn momentje alleen in het vliegtuig. Ik blijf natuurlijk in contact met de luchtverkeersleiding en moet nog steeds goed opletten wat ik doe. Echt rustig is het dus ook nu niet. Maar mooi is het wel, toch?”
De landing verloopt voorspoedig. We hebben onze parachute niet moeten gebruiken. Met Karel aan het stuur, hadden we niet anders verwacht. Zelfs met een gehavend vliegtuig had hij dat wel klaargespeeld.
Bommen droppen
Zijn ‘klanten’ zijn al even ontspannen. “Als springer moet je vertrouwen hebben in je materiaal en in de piloot. Je weet gewoon dat Karel een hele goeie is, hij straalt kunde en ervaring uit. Waar misschien bijna elke andere piloot gesprongen zou zijn, heeft hij indertijd zijn vliegtuig veilig aan de grond gezet. Je moet het maar doen”, zeggen Hans Cuylits (42) uit Kalmthout en Els De Bie (33) uit Berchem terwijl ze hun parachute opplooien.
Eens iedereen veilig op de grond staat, vertelt Karel op simpele aanvraag over zijn leven in de lucht. De verhalen geraken wellicht nooit op. “Voor ik met de C-130 mocht vliegen, heb ik jaren met gevechtsvliegtuigen gevlogen. Dat was met de F-84 Thunderstreak en de F-104 Starfighter. Ik heb er allerlei opdrachten mee uitgevoerd, tot bommen droppen toe. Ik was zelfs jarenlang instructeur nucleaire wapens. Ik liet mijn mannen oefenen met nepbommen van dezelfde grootte en gewicht. Ze moesten binnen vijftien minuten in de lucht kunnen hangen om in noodsituaties snel op weg te kunnen zijn voor een aanval of tegenaanval. Dat was best heftig.”
Maar nu mag Karel mensen gewoon een leuke dag bezorgen. En dat wil hij blijven doen tot het echt niet meer gaat. “Vliegen is mijn leven. Ik ben 76, maar wat wil dat zeggen? Ik moet elke zes maanden op medische controle en tot hiertoe is alles nog prima in orde. Ik denk soms: misschien is het dat vliegen wel, wat mij gezond houdt.”