Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Meer kansen, minder goals
Speelt goed voetbal, maar mist een echte ‘killer’
“Hoe kan het dat we deze match niet hebben gewonnen?”, vroeg de Bosuil zich collectief af na de 0-0 tegen Kortrijk. Een gebrek aan een echte ‘killer’? Antwerp creëerde meer dan voldoende kansen, maar zoals wel vaker in het voetbal draait het om kwaliteit en niet om kwantiteit. En daar knelt het schoentje (voorlopig nog). Tot uitgespeelde kansen kwam Antwerp nog te weinig.
Even terug naar het begin van vorig seizoen, toen Antwerp nauwelijks een kans nodig had om te scoren. In Gent schoot de Great Old één keer tussen de palen, Jaadi scoorde. Op het veld van KV Mechelen ondernam Antwerp vijf pogingen: vier in het kader, twee binnen. Cijfers waar de jongens van coach Laszlo Bölöni dit seizoen enkel maar van kunnen dromen. Tegen Charleroi en Kortrijk samen schoot Antwerp 42 keer richting doel, waarvan er twaalf ballen (29 procent) tussen de palen belandden. Dat leverde voorlopig maar één goal op, de rebound van Yatabaré van dichtbij na een schot van Hairemans. Na twee matchen levert slechts twee procent van de Antwerpse schoten dus een goal op dit seizoen, terwijl dat vorig jaar nog elf procent was en voor de winterstop zelfs vijftien.
Ligt dat dan aan het ontbreken van een echte doelpuntenmaker? Misschien wel. Maar vorig jaar had Antwerp er zo ook geen rondlopen. In de reguliere competitie maakte topschutter Owusu slechts zeven doelpunten. Het verschil zit hem eerder in de kwaliteit van kansen die Antwerp creëerde. Tegen Kortrijk en Charleroi kwam het nooit echt tot uitgespeelde mogelijkheden. Zaterdag vuurden Rodrigues en co bijvoorbeeld geen enkel schot af van dichter dan tien meter van de goal. Sterker: de meeste pogingen kwamen van aan de rand van het strafschopgebied. Een simpele voetbalwet stelt: hoe dichter bij de goal, hoe meer kans je hebt om te scoren. Wel kon onder anderen Arslanagic een paar keer van dichtbij koppen, zonder succes. Scoren met het hoofd na een hoge voorzet is dan ook veel moeilijker dan trappen op een lage bal. Statistische analyses wijzen uit dat een kans van Antwerp vorig seizoen twaalf procent kans had om een doelpunt op te leveren. Dit seizoen ligt dat maar op negen procent, waarmee het een van de slechtste leerlingen van de klas is.
Hoe komt het dan dat Antwerp niet tot open kansen komt? Dat ligt, zeker thuis, gedeeltelijk aan de verdedigende instelling van de tegenstander. Er ligt daardoor weinig ruimte in de rug van de vijandige verdediging, maar Bölöni mist ook een type Limbombe die daarvan zou kunnen profiteren. Daarom kiest de Roemeen voor aanvallen via de flank. Dat begint ofwel door een combinatie van de flankverdediger en -aanvaller en een extra middenvelder, ofwel door de lange bal naar Bolingi en Owusu, die de bal afleggen naar de flank. Bolingi blijkt op dat vlak overigens perfect gescout. Vorig seizoen behoorde hij tot de beste spelers qua luchtduels en ook dit jaar staat hij mee bovenaan. Maar eens op die flank, loopt het vaak mis. Bölöni beschikt op dit moment, op Hairemans na, niet over spelers die een gemeten voorzet kunnen trappen. Rodrigues zoekt vaak de dribbel en het schot, Owusu moet vooral voor de goal opduiken en ook Yatabaré, Opare en Juklerod misten tot nog toe de precisie om hun aanvallers goed te bedienen. Zo komen er veel ballen op de rand van de zestien terecht, van waar de middenvelders proberen uit te halen. Dan is de kans op succes erg klein en moet je, zoals tegen Charleroi, rekenen op een foutje van de doelman. Kaminski ging afgelopen weekend niet in de fout en hield zo zijn netten schoon.
De uitdaging voor Antwerp: meer uitgespeelde kansen proberen te creëren, zodat er vanop interessantere posities geschoten kan worden. En als het dan toch over de flank moet: meer precisie in de voorzetten leggen. Dan zal de Great Old - misschien zelfs zonder nieuwe spits - de efficiëntie van vorig seizoen snel terugvinden.