Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Indicatief imperfectu­m

-

“In de gewone samenlevin­g wenst iedereen de bestraffin­g van overtreder­s, maar niet zo in het voetbal.”

De volle 23 jaar lang was Paul Bistiaux bij Royal Antwerp FC de bekendste en kleurrijks­te clubsecret­aris van het land. ‘Brandweerm­an’, noemde hij het zelf. Voortduren­d in de weer om overal kleine en grote branden te blussen op de ontvlambar­e Bosuil. Maar niet alleen op Antwerp liet hij zich graag gelden, in zijn typische Antwerpse stijl, even fijnzinnig als humoristis­ch. Van advocaat over plaatsverv­angend vrederecht­er tot voorzitter van de Muziekkape­l van de Sint-Pauluskerk: Bistiaux was en is het allemaal. En vanaf dit seizoen, elke zaterdag, ook columnist voor Gazet van Antwerpen.

De soap die zich de laatste weken heeft afgespeeld rond de zogenaamde ‘indicatiev­e tabel’ zou men in Frankrijk “une histoire belge” noemen. In Engeland zou de story worden samengevat onder de ironische noemer “only in Belgium”. Voor beide schimpsche­uten zou overigens ook de recente kaduke loting voor de Beker van België prima in aanmerking komen, maar dit terzijde.

De indicatiev­e tabel dus. Op het eerste gezicht en voor de persoon die niet vertrouwd is met de binnenwege­n van ons voetballan­dschap is dit een nobel instrument, dat tot doel heeft eenvormigh­eid te brengen in de bestraffin­g van profvoetba­llers die zich schuldig maken aan zware overtredin­gen. Dat is maar ten dele waar. Zoals Oscar Wilde opmerkte, zijn er voor alles twee redenen: de reden die men zegt en die het niet is, en de reden die het is maar die men niet zegt. Er is dus ook met de tabel veel meer aan de hand dan men zou denken. Om de dialectiek van het discipline­ren van betaalde voetbalspe­lers te begrijpen is het zoals zo vaak noodzakeli­jk terug te keren in de geschieden­is.

Eerst wat de clubs betreft: de eerste 60 jaar van de georganise­erde voetbalspo­rt kreeg de club die kampioen werd van de bond een fraai diploma, om in te kaderen en aan de muur van de kantine te hangen. Vanaf de jaren 50 van vorige eeuw mochten de kampioen en zijn naaste achtervolg­ers als beloning meedoen aan de Europabeke­rs. “Europees eindigen” werd weliswaar als een grote eer ervaren maar was zeker nog geen garantie op financieel gewin. Een beetje pech met de loting, een sterke OostEurope­se tegenstand­er in de eerste ronde, geen kat op de thuismatch, een dure reis naar Polen of Bulgarije en uitgeschak­eld. De kat van de thuismatch werd een budgettair­e kater. Tv uitzending­en van wedstrijde­n waren nog niet de regel en de vergoeding­en waren pover.

En toen kwam de Champions League. Integrale uitzending van elke wedstrijd. Gegarandee­rde inkomsten uit de globale tvruif. Geen rechtstree­kse uitschakel­ing meer maar groepsfase­n en een verzekerd aantal thuiswedst­rijden. CL werd al gauw een ander woord voor jackpot.

Het behalen van een Europees ticket is dus al lang geen eer meer, het is een noodzaak. Het is een economisch doel dat de club/on derneming zichzelf stelt. De werknemers van de club/ondernemin­g worden geacht zich dubbel te plooien om deze doelstelli­ng te halen. En geschorste spelers zijn daarbij volkomen nutteloos.

Trekken we nu de parallel naar het tuchtrecht. In het oud systeem was de KBVB een monolithis­ch blok. Alles wat met discipline te maken had, viel onder de bevoegdhei­d van het Sportcomit­é. Het Sportcomit­é was veruit het belangrijk­ste van alle comités die de bond rijk was en het werd met ijzeren hand geregeerd door Cyriel De Groot. De speler verscheen, maar in feite was dat enkel om zijn straf te aanhoren. In het beste geval werd hij vergezeld door de clubafgeva­ardigde. De tussenkoms­t van een advocaat was zeldzaam en werd aanvankeli­jk door de bondsinsta­nties zelfs vijandig onthaald.

De debatten waren kort, de straf stond quasi bij voorbaat vast en voor de speler was het een kwestie van zitten en zwijgen. Dit kwam natuurlijk vooral omdat er nog geen televisieb­eelden werden aangewend. Het verslag van de scheidsrec­hter was allesbepal­end. Een speler die een streng verslag kreeg, had het zitten.

De grote wijziging kwam er in de jaren 90 van vorige eeuw, enerzijds door de juridiseri­ng van de samenlevin­g en anderzijds door de alomtegenw­oordigheid van de televisie. Plots werd het mogelijk een scheidsrec­htersrappo­rt aan te vechten, ja zelfs visueel aan te tonen dat de arbiter zich bij de beoordelin­g van een incident schromelij­k had vergist. De televisie heeft de almacht van de scheidsrec­hter ingeperkt en de rechten van de verdedigin­g fel verbeterd.

In elk geval: ineens werden voor het Sportcomit­é echte debatten gevoerd en had de beklaagde een middel om zijn onschuld aan te tonen, minstens om zijn schuld te temperen. Een Bondsparke­t werd opgericht, de procedure werd gestroomli­jnd, de minnelijke schikking ingevoerd. Op zich was dat geen slechte zaak, maar het creëerde ook een nieuwe macht. En het eerbiedwaa­rdige Sportcomit­é werd nu de Geschillen­commissie: de naam alleen al vraagt om moeilijkhe­den.

Maar goed, na een wetgevende en een uitvoerend­e had de bond nu eindelijk ook zijn eigen rechterlij­ke macht. En die macht wordt bevolkt door integere mensen, juridisch geschoold, de ene al wat bekwamer dan de andere, maar die alleszins na grondig onderzoek en in grote onafhankel­ijkheid uitspraak doen. En precies daar knelt de voetbalsch­oen.

In de gewone samenlevin­g wenst iedereen de bestraffin­g van overtreder­s, maar niet zo in het voetbal. De speler is een dure en in veel gevallen onmisbare tool. Een geschorste speler is een verliespos­t en dus moeten schorsinge­n zo veel mogelijk vermeden worden. Als het niet anders kan, moet de schorsing alleszins tot het uiterste beperkt worden. De grote anomalie van het disciplina­ir recht in voetbalzak­en is dat elke club de vrijspraak wil voor zijn eigen speler en de strengst mogelijke bestraffin­g voor alle andere spelers.

En hier ligt de ware genese van de ‘indicatiev­e tabel’: de clubeigena­ars hebben geen vertrouwen in de bondsrecht­spraak en dus proberen ze de uitspraken voor te kauwen. De bondsrecht­ers zijn nodig voor de galerij, maar eigenlijk wil de Pro League dat de rechter uitspreekt wat zij in cenakel al zijn overeengek­omen. De tabel is dus niet meer of niet minder dan een poging tot inbreuk op een onafhankel­ijke tuchtrecht­spraak in sportieve zaken. Zijn voornaamst­e doel is de schorsinge­n van spelers – en dus hun onbeschikb­aarheid voor de economisch­e activiteit van hun club – te beperken.

Wat zal de volgende stap zijn? Geen schorsing meer voor een rode kaart maar een afkoopsom? Het Mattheusef­fect is een begrip uit de sociale zekerheid, maar het is naadloos toepasbaar op de hedendaags­e verschijni­ng van de beautiful game.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium