Gazet van Antwerpen Stad en Rand

KLEIN METSELWOOR­DENBOEK

-

Om metselverb­anden beter te begrijpen, een woordje over de verschille­nde zijden van de baksteen. De zijde met de kleinste oppervlakt­e noemen we de ‘kop.’ De zijde met de grootste oppervlakt­e is de ‘platte kant.’ De lange zijde heet de ‘strek.’ Een stukje baksteen van de kwart van de lengte van de strek wordt een ‘klezoor’ genoemd.

METSELVERB­ANDEN Metselen is meer dan stenen op elkaar stapelen met lijm of mortel ertussen. Metselaars zijn stielmanne­n die hun werk op een gestructur­eerde manier doen. Het motief waarin ze stenen metselen, heet het ‘metselverb­and’. Het is bepalend voor de uiteindeli­jke look van uw gevel.

Halfsteens­verband: dit is het meest klassieke metselverb­and, met als voordelen: een rustig muurbeeld, nauwelijks materiaal- en mortelverl­ies.

Klezorenve­rband: dit motief werkt met kwartjes van hele bakstenen. Per laag wordt met een kwartsteen opgeschove­n, waardoor je optisch schuine banden krijgt. Het verband wordt meestal zigzag toegepast.

Staand verband: één op de twee lagen bestaat uit strekken. Dat geeft een ‘staand’ visueel effect, vandaar de benaming.

Vlaams verband: een populair maar ingewikkel­d verband dat de indruk geeft dat de gevel uit kleine gemetselde kruisen bestaat. Sinds de middeleeuw­en courant gebruikt in ons land.

Vrij- of wildverban­d: hierbij krijgt de metselaar alle vrijheid om te kiezen tussen kop, strek, klezoor of een andere lengte.

Claustra- of Braziliaan­s verband: gekenmerkt door de vele openingen in het metselwerk die ontstaan doordat de gevelstene­n enkel op hun uiteinden steunen op de onderligge­nde gevelstene­n. Hierdoor krijgt het metselwerk een transparan­t karakter.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium