Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De pijn van het brandweerman zijn
Arnon Grunberg schrijft in nieuwe roman over groepsdwang en geweten
Geniek Janowski heeft met iedereen het beste voor, bijt zelden van zich af en neemt het leven zoals het komt. Kortom, de antiheld uit Goede mannen lijkt een beste kerel, maar dat is buiten meester- verteller Arnon Grunberg (47) gerekend.
Na bestsellers als Blauwe Maandagen of Tirza, heeft Arnon Grunberg weer een vuistdikke roman uit, zijn 43ste al. In Goede mannen verliest een brandweerman een van zijn zonen door zelfmoord. Nadat de moeder van zijn kinderen hem verlaten heeft, trekt Geniek Janowski naar Oekraïne om een nieuwe vrouw te vinden. Onderweg beleeft ‘de Pool’ – zoals deze Nederlander met Slavische roots in het boek wordt genoemd – hilarische, maar ook dieptragische avonturen. Op doortocht in Brussel vertelt de Nederlandse auteur, die al meer dan twintig jaar in New York woont, over ‘de pijn van het zijn’ van deze antiheld.
Een fatsoenlijk mens zijn, dat blijkt het streefdoel van het hoofdpersonage uit je jongste roman: “Hij wilde redden wat er te redden viel, de helpende hand bieden.” Hoezeer geloof jij in zuiver goeddoen?
Ik denk dat heel veel mensen denken dat ze zuiver goed willen doen. De meeste mensen denken dat ze goed zijn. Het is heel moeilijk te leven met het idee dat je dat níét bent. Ik heb ooit schrijfles gegeven in een gevangenis, en de meeste mensen die daar zitten zien zichzelf als slachtoffer, niet als dader. Om maar aan te geven dat de meeste mensen zichzelf goed vinden, of steeds wel een excuus vinden voor hun daden.
‘De Pool’ is iemand die er heel erg op gericht is om een helpende hand toe te steken, om te redden wat er te redden valt. Ook dat zit diep in onze christelijk georiënteerde cultuur. Toen ik in 2015 meeliep met de crisisdienst in Rotterdam, zei een psychiater me dat je het narcisme van de hulpverlener niet uit het oog mag verliezen. Helpen is niet per definitie onbaatzuchtig, en dat hoeft het ook niet te zijn. Ook onze relaties met vrienden en familie zijn vaak niet meer dan transacties. ‘De Pool’ is oprecht in zijn wensen, maar hij wordt ook geplaagd door enorme schuldgevoelens. En het geweten is natuurlijk iets waar velen onder gebukt gaan. Er wordt vaak gezegd dat we in een immorele tijd leven, dat mensen geen geweten hebben, maar ik denk juist dat de meeste mensen een teveel aan geweten hebben.
Van een zachtaardige man transformeert Geniek tijdens een groepsreis in een beest. Meen jij dat groepen het slechtste in de mens naar boven kunnen halen?
Zeker, groepsdwang moet je niet onderschatten. Je past je steeds weer aan de omstandigheden aan, en dat kan positieve uitkomsten hebben of negatieve. Op school leer je al hoe groot de groepsdruk is. Als je door foute kleren te dragen buiten de groep valt, ga je je toch aanpassen. En dat geldt natuurlijk niet alleen voor kinderen. In groepen is het moeilijk om te zeggen ‘hier doe ik niet aan mee’, ook al gaat het om immoreel gedrag.
Zelf probeer ik me zo weinig mogelijk aan groepsgedrag te onderwerpen. Ik ben een individualist. Iemand als de cultuurfilosoof Paul Verhaege gaat erg tekeer tegen individualisme. Hij meent dat individualisme tot egoïsme leidt, maar ik denk dat je ook als individualist empathisch kan zijn. De wereld zou veel beter draaien als we mensen als individuen zouden zien, en niet altijd als ‘de vrouw’, ‘de man’, ‘de Belg’ of ‘de Nederlander’. Nee, zelf ben ik geens- zins een groepsmens. Maar hoewel ik niet echt dol ben op groepen, ben ik er wel door gefascineerd.
Ter voorbereiding van romans infiltreer je regelmatig in groepen. Waarom?
Als je over een brandweerman schrijft, moet je toch iets weten over de brandweer, vind ik. Daarom heb ik een paar keer meegelopen met brandweerlui. Een brandweerman heeft dit boek ook meegelezen. De wereld van de brandweer is een echt macho-universum. In Nederland is de brandweer 24 uur samen met een kleine groep mannen. Na een etmaal gewerkt te hebben, blijven ze twee dagen thuis. Dat levert toch een heel andere band tussen collega’s op dan de gewone werkweek van 9 tot 5. Ik ben ook op onderzoek gegaan in een klooster. Daar zei iemand: het celibaat is de snelweg naar God, en zoals op iedere snelweg gebeuren er ook op deze snelweg ongelukken. Zo’n zin kon ik niet laten liggen.
Van ‘embedded journalism’ steek je altijd
“Er wordt vaak gezegd dat we in een immorele tijd leven, dat mensen geen geweten hebben, maar ik denk juist dat de meeste mensen een teveel aan geweten hebben.”
wel iets op. Bij de brandweer heb ik ervaren hoe groepsdruk werkt, al heb je de gemeenschap soms ook nodig. Als je met een paar man een brandend huis binnengaat, moet je blind op elkaar kunnen vertrouwen.
Na de dood van zijn zoon wordt ‘de Pool’ verteerd door schuldgevoel. Hij voelt zich een slechte vader. Zitten mannen evenzeer in de knoei met ouderschap als vrouwen?
De uitdrukking ‘slechte moeder’ wordt misschien vaker in de mond genomen, maar er bestaan natuurlijk ook ‘slechte vaders’. Schuldgevoel staat los van man of vrouw zijn. Als er iets gebeurt met je kind, zoals een zelfmoord, overmant het gevoel gefaald te hebben beide ouders.
Komt bij dat elke opvoeder voortdurend geconfronteerd wordt met zijn eigen falen. Je kan falen als schrijver, of in welk beroep dan ook, maar naar mijn ervaring word je nooit zo structureel geconfronteerd met je eigen tekortkomingen dan als opvoeder. Kinderen houden je een spiegel voor en herinneren je aan gedrag van je ouders dat je als kind niet kon uitstaan. Ze confronteren je met je eigen egoïsme. Wanneer moet je tijd maken voor het kind? Wanneer moet je zeggen: ik ben aan het werk? Wanneer moet je je kind laten huilen? Welke grenzen moet je stellen? Dat zijn ingrijpende vragen. Relaties met vrienden of collega’s zullen toch altijd anders zijn dan die met je kroost. Omdat je weet dat jij er diep van binnen voor gekozen hebt om die kinderen op de wereld te zetten. Als ouder draag je een wurgende verantwoordelijkheid.
Zelf heb je geen kinderen. Houdt het vaderschap je bezig?
Ik heb dan wel geen eigen kinderen, maar wel een petekind van 15 jaar. Zijn vader is er niet meer. Over hem zeg ik dat hij gewoon mijn zoon is. Dat schept duidelijkheid: voor hem, maar ook voor mij. Of ik zelf een kind op de wereld wil zetten? Ik aarzel nog. Om redenen als daar zijn: de angst te falen, geen goede vader te zijn, veel vrijheden in dienst van mijn schrijven op te moeten geven... verschillende angstjes die door elkaar lopen, zie je. Ik denk dat ik ooit wel een kind zal krijgen, maar ik weet nog niet wanneer. Toen ik mijn huidige vriendin ontmoette, zei ik: 47 vind ik een goede tijd om een kind te krijgen. Nu ik daadwerkelijk 47 ben, is de kinderwens geëvolueerd. Misschien als ik 49 ben, of 50. Dat vind ik ook een heel mooie leeftijd.