Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Boskamp en de dood van het verhaal
De volle 23 jaar lang was Paul Bistiaux bij Royal Antwerp FC de bekendste en kleurrijkste clubsecretaris van het land. ‘Brandweerman’, noemde hij het zelf. Voortdurend in de weer om overal kleine en grote branden te blussen op de ontvlambare Bosuil. Maar niet alleen op Antwerp liet hij zich graag gelden, in zijn typische Antwerpse stijl, even fijnzinnig als humoristisch. Van advocaat over plaatsvervangend vrederechter tot voorzitter van de Muziekkapel van de Sint-Pauluskerk: Bistiaux was en is het allemaal. En vanaf dit seizoen, elke zaterdag, ook columnist voor Gazet van Antwerpen.
Botanici en zoölogen vertellen ons dat er elke dag, dikwijls ongemerkt, dier- of plantensoorten uitsterven. Duizenden jaren hebben ze de aarde bevolkt en nu bestaan ze alleen nog als trefwoord of afbeelding.
Er zijn in onze tijd echter ook kunstvormen die geruisloos verdwijnen. Een daarvan is die van het gesproken of geschreven verhaal. Ik moest daar aan denken toen ik de beelden zag van het opstootje tussen Abder Ramdane en Fred Vanderbiest.
Duizenden jaren lang is de geschiedenis van de mensheid bewaard in verhalen, eerst gesproken en doorverteld, daarna opgeschreven. En het is precies die eeuwenoude vertelkunst die in stilte ter ziele is gegaan. Van het Trojaanse paard bestaat geen video, zelfs geen foto. Enkel het verhaal ervan kennen we, en hoe prachtig. De Guldensporenslag, de ontdekking van Amerika, de eerste Beerschot - Antwerp in het jaar 1900: op YouTube zijn ze niet beschikbaar. We moeten het stellen met de kroniek, dikwijls fragmentarisch.
Als registratie van een evenement is het verhaal natuurlijk niet volmaakt, integendeel: het laat ruimte voor opsmuk door zijn verteller. En diens publiek lust ook wel wat sensatie. Een beetje overdrijving is dus nooit ver weg. Heldendaden worden bijgekleurd, vrouwen worden mooier en cijfers worden verdubbeld. Het verhaal biedt op die manier opportuniteit voor filmmakers, nu of over honderd jaar, om op het thema hun eigen fantasie bot te vieren. Het staat trouwens vast dat een gebeurtenis door elke aanwezige op een andere wijze wordt waargenomen. Het relaas van getuigen na een ongeval is vaak heel verschillend. Het ware verhaal is dus tot op zekere hoogte een illusie. Ergens in de jaren tachtig van de vorige eeuw heeft het beeld overgenomen. De grens tussen gebeurd of niet gebeurd is vervangen door een nieuw onderscheid: gefilmd of niet gefilmd. Een doelpunt kan hemels mooi zijn, maar als het niet gefilmd is, bestaat het niet. Wat maakt de penalty van Panenka zo speciaal? Het feit dat hij gefilmd is en voor de eeuwigheid geregistreerd, niets anders.
Echte videobeelden creëren wat men zo graag het collectief geheugen noemt, maar ze zijn naakter dan woorden en ze laten geen ruimte meer voor de verbeelding, noch van de verteller noch van de toeschouwer. De kopstoot van Zidane kent iedereen, maar de kopstoot van Karl Kodat op Berchem Sport in 1976 is iedereen vergeten, en nochtans kan ik u daar ook wel een en ander over vertellen.
De vechtpartij tussen de Giants (toen nog Racing Antwerpen) en Rode Ster Belgrado uit 2001 is filmisch ruim gedocumenteerd, maar de moeder aller gevechten uit 1999 tussen spelers van mijn club en die van La Louvière in de catacomben van het stadion van Berlaar, of all places, daar bestaat geen snipper beeld van. Niet dat het zo fraai was, maar het was wel echt.
Als ik aan mooie verhalen en gemiste beeldkansen denk, denk ik aan Johan Boskamp, een man van vele levens. De jeugd van nu kent hem als analist en studiogast. Daarvoor had hij een succesvolle trainerscarrière. Maar zelden - een beetje zoals bij Louis van Gaal hoort men nog vermelden dat hij in zijn eerste leven profvoetballer was, en een hele goeie ook. Niet voor niets was hij de eerste buitenlander die de Gouden Schoen kreeg. Hij speelde bij het grote RWDM van de jaren zeventig. In 1975 kwamen die naar de Bosuil voor de beker. Het was volle bak en het werd een echte cupmatch. Meer vechten dan voetballen, vijf gele en twee rode kaarten, ambras op en naast het veld. De gasten speelden zeer potig, maar ook onze jongens lieten zich niet onbetuigd. Boskamp was de motor van zijn team, op het veld alomtegenwoordig en niet vies van een tik of duw, om het beschaafd uit te drukken. Hij werkte de lokale supporters verschrikkelijk op de zenuwen en was het mikpunt van elke denkbare verbale verwensing, iets waar hij zich ostentatief niks van aantrok. Toen hij in de tachtigste minuut (volgens ons: eindelijk!) zijn tweede gele kaart kreeg en werd uitgesloten, barstte in het volle stadion een oorverdovend gejuich los. Duizenden kelen scandeerden ritmisch en alsof het was ingestudeerd de mantra “Boskamp-ha-ha-ha”. Een andere speler zou zich snel uit de voeten gemaakt hebben. Niet zo Johan B. Tergend traag stapte hij van het veld en toen hij voorbij de middenstip kwam draaide hij zich om, keek recht in de mensenzee en begon… als een dirigent de maat te slaan. Hij hanteerde daarbij zelfs de juiste cadans. Het was een fantastisch en gedurfd spektakel en hoewel Boskamp de vijand was, was ik zwaar onder de indruk. Indien een speler vandaag zoiets zou doen, gaat de clip niet enkel binnen de minuut viraal, maar stapt hij met vlag en wimpel het collectief wereldgeheugen binnen. Niet dus, helaas.
“Echte videobeelden creëren wat men zo graag het collectief geheugen noemt, maar ze zijn naakter dan woorden en ze laten geen ruimte meer voor de verbeelding.”