Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Alleen Theodore Roosevelt trapte echt na

-

Toen Bill Clinton werd gevraagd wat hij vond van de tweede Irakoorlog van zijn opvolger George Bush, stelde hij dat “Amerika een president per keer heeft en dat hij niet de rol van de tweede wilde spelen”. Ex-presidente­n worden verwacht publiek hun mond te houden over wat hun opvolgers doen. En presidente­n worden verwacht hetzelfde te doen tegenover hun voorganger­s. De reden daarvoor is dat ze – alvast tot Trump kwam – een soort presidenti­ële club vormen met een collegiale band. Ze staan met elkaar in contact, geven advies en maken in alle discretie opmerkinge­n. Clinton wachtte met zijn visie op Irak tot Bush uit het Witte Huis was. Gerald Ford had er ook kritiek op, maar die speelde het nog discreter. Hij uitte die in een interview op voorwaarde dat het pas na zijn dood gepublicee­rd zou worden. Het wil niet zeggen dat er nooit kritiek was, maar die was niet systematis­ch en persoonlij­k zoals bij Trump, of nooit zo hard als die van Obama. Eisenhower was het niet eens met Kennedy. Bush senior had bezwaar tegen de tussenkoms­t van Clinton in Haïti. Jimmy Carter was hard na de Irakoorlog, “een verschrikk­elijke vergissing”, maar haastte zich om eraan toe te voegen dat het geen aanval op de president maar op diens entourage was die hem verkeerd inlichtte. Slechts één keer werd de presidenti­ële etiquette echt met de voeten getreden. Toen Theodore Roosevelt aanval na aanval lanceerde op zijn opvolgers Taft en Wilson. Inclusief scheldwoor­den. De eerste noemde hij een dikkop, de tweede een idioot.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium