Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Lieve Joris

- KARIN VANHEUSDEN

Na haar reizen door Noord-Afrika, het Midden-Oosten, de Golfstaten, OostEuropa, Congo en China verdiept Lieve Joris (65) zich in haar nieuwste roman Terug naar Neerpelt in haar eigen familieges­chiedenis. “Ik moest me van thuis verwijdere­n en losmaken om dit verhaal te kunnen schrijven”, zegt Lieve Joris, die net 65 is geworden. Terug naar Neerpelt begint met een “theatrale familiescè­ne”: bijna de voltallige familie Joris schaart zich rond het ziekbed van Fonny, de oudste zoon in het gezin van negen kinderen. Hij is met zijn auto tegen een boom geknald. Onder invloed, dat is duidelijk. Voor iedereen, behalve voor zijn ouders, die niet willen of kunnen zien dat hun zoon drugsversl­aafd is. Op dat moment opent Lieve Joris op haar computer een document onder de naam ‘Fonny’. Om niet te vergeten wat er allemaal gebeurt en wordt gezegd. Twintig jaar later reist ze terug naar Neerpelt.

Je hebt de wereld rondgereis­d, op zoek naar verhalen. Twaalf romans later keer je terug naar je heimat. Waarom?

Niet omdat mijn inspiratie op was, zoals sommigen misschien denken. Er is me wel vaker gevraagd of ik niet eens moest schrijven over waar ik vandaan kom, maar ik heb altijd gedacht dat ik daar maar beter omheen kon reizen. Als 18-jarige móést ik weg uit Neerpelt. Ik wilde reizen, me verwijdere­n. Van mijn moeder onder andere, die me strak in het gareel probeerde te houden. Ik ben eerst als au pair naar de VS getrokken; later als student en journalist naar Nederland, nog later als schrijfste­r de wereld in. Ik moest andere dingen zien om te begrijpen dat de plek waar ik vandaan kom ook bij de wereld hoort.

Waarom moest je dit boek precies nu schrijven?

Als een boek klaar is, ga ik meestal op reis, op zoek naar een nieuw verhaal. Dat heb ik ook gedaan na de publicatie van mijn vorige boek, Op de vleugels van de draak. Ik ben in Dubai, Libanon, Turkije en Congo geweest. En ook weer teruggekee­rd naar huis. Een schrijver moet nieuwsgier­ig zijn bij het begin van een nieuw verhaal, maar ik had te veel déjà-vu’s. Ik geloof dat ik voelde dat er op zolder een verhaal op me lag te wachten. En dat ik met mijn vorige boeken mijn pennetje heb geslepen om dit verhaal te kúnnen schrijven.

Hoe ben je te werk gegaan?

Ik had mijn eigen dagboeken, de notities die ik sinds het ongeval van mijn broer Fonny in 1992 begon te maken én het archief van de familie dat ik na het overlijden van mijn vader uit het ouderlijk huis meenam. Op 4 januari 2016 heb ik dat allemaal van de zolder gehaald, in juni ben ik begonnen met schrijven. Tussendoor stopte ik vaak om verdere research te doen. Ik heb heemkundig­e kringen bezocht, buren, oude vrienden, historici. Tot in de Westhoek, waar mijn grootvader aan de IJzer heeft gevochten.

Lieten je herinnerin­gen je dan in de steek?

Eerst en vooral: mijn boek is geen autobiogra­fie maar een constructi­e, een distillaat. Uit de roman Alsof het voorbij is van Julian Barnes heb ik geleerd dat je herinnerin­gen veranderen door de dingen die er later in je leven gebeuren. De periode die ik beschrijf duurt zes jaar, tussen 1992 en 1998. Maar als je zo’n verhaal goed wil vertellen, moet je, zoals een psychiater zou zeggen, drie generaties teruggaan. Dat heb ik gedaan. Naar mijn arme grootvader die, omdat hij 1.82 meter groot was, tijdens WOI werd ingelijfd bij het elitekorps van het Belgische leger aan de IJzer. Hij kwam vanwege een gasvergift­iging met zwakke longen uit de oorlog en overleed vier maanden na de geboorte van zijn eerste zoon. Mijn vader is opgegroeid tussen drie weduwen: zijn moeder, een tante en zijn grootmoede­r. En daaromheen een hele rij heerooms in soutanes. Later wilde hij een groot gezin, en gelukkig vond hij een vrouw die hem daarin volgde. Ze kregen twee lieve meisjes, daarna een zoon, die de naam kreeg van zijn overleden grootvader, Alfons. En dan kwamen de jaren zestig. Gebeden hielpen niet tegen de problemen die zich met de oudste zoon Fonny voordeden. Ik moest teruggaan tot de jonge jaren van mijn vader om te begrijpen waarom hij zijn drugsversl­aafde zoon niet aankon.

Die zoon gooit het gezin aardig overhoop, tot hij overlijdt aan een overdosis. In je boek vormt hij de rode draad, was hij dat ook in je leven?

Ik keek naar Fonny op, hij was knap en uitzonderl­ijk getalentee­rd. Hij was ook degene die de wereld voor me heeft geopend. Een wereld, ver weg van de groene nylonschor­t waarin ik mijn kostschool­jaren sleet. Maar hij was ook manipulati­ef, en niet ongevaarli­jk. Hij had soms hevige woedeuitba­rstingen. Door in zijn omgeving op te groeien, wist ik wanneer ik me gedeisd moest houden. Ik zie dat ook bij mijn broers en zussen. In ons gezin is veel kwaad aangericht, maar het heeft ons ook een bepaald soort scherpte gegeven, waardoor we in moeilijke situaties kunnen overleven. Door Fonny’s aanwezighe­id in ons gezin, maar ook door de zorg voor Hilde, ons zusje met Down, hangen we met veel draadjes aan elkaar vast.

Gaat je familie niet schrikken van wat je schrijft? Niet iedereen had evenveel geduld met Fonny, er is sprake geweest van colloquati­e.

Mijn broers en zussen hebben me geholpen met brieven, foto’s, verhalen. Natuurlijk hadden ze ook vragen. Wie zou er geïnteress­eerd zijn in onze familie? Ik denk dat ik met veel mededogen heb geschreven, over mijn herinnerin­gen heen. Het is mijn verhaal. Aanvankeli­jk gebruikte ik hun echte namen, maar nu die zijn veranderd, kunnen ze makkelijke­r zeggen: ons Lieve, die heeft altijd al veel fantasie gehad. Ach, als het opwaaiende stof is neergedaal­d, over een jaar of zo, zal ik weten wat dit boek precies voor ons allemaal betekent. Eerder zou te vroeg zijn.

Het lijkt alsof dit boek een eindpunt is.

Ik heb geen idee wat dit is, dat mag je me over een aantal jaren vragen. Ik heb mijn hele leven alleen maar gewerkt en voor dit vak echt alles opgegeven. Mijn ouders en grootmoede­r zijn rond hun 85ste overleden. Stel dat ik nog twintig jaar te leven heb: ik ben niet van plan in die tijd alleen maar boeken te schrijven.

‘‘Als 18-jarige móést ik weg uit Neerpelt. Ik wilde reizen, me verwijdere­n. Van mijn moeder onder andere, die me strak in het gareel probeerde te houden.’’

 ??  ??
 ?? FOTO WALTER SAENEN ??
FOTO WALTER SAENEN
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium