Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De dringende reden en de eer van Laszlo Fazekas
De volle 23 jaar lang was Paul Bistiaux bij Royal Antwerp FC de bekendste en kleurrijkste clubsecretaris van het land. ‘Brandweerman’, noemde hij het zelf. Voortdurend in de weer om overal kleine en grote branden te blussen op de ontvlambare Bosuil. Maar niet alleen op Antwerp liet hij zich graag gelden, in zijn typische Antwerpse stijl, even fijnzinnig als humoristisch. Van advocaat over plaatsvervangend vrederechter tot voorzitter van de Muziekkapel van de SintPauluskerk: Bistiaux was en is het allemaal. En vanaf dit seizoen, elke zaterdag, ook columnist voor Gazet van Antwerpen.
Er was de afgelopen week nogal wat te doen in sportland over Wout van Aert en zijn contract. Blijft hij bij zijn team of gaat hij weg? Doet hij het of doet hij het niet? Uiteindelijk bleek dat hij het dééd: hij verbrak zijn contract wegens dringende reden. Niemand van ons kan zeggen of dit terecht of ten onrechte geschiedde. Wij kennen niet de interne dwaalwegen van het dossier en bovendien zijn het onze zaken niet.
Op het einde van de rit zal het een rechter zijn die zich over de kwestie zal uitspreken, en zo hoort het ook in een land dat zich een rechtsstaat noemt. Sinds Napoleon geldt immers dat een contract door elke partij ook eenzijdig kan verbroken worden. Dat is niet altijd zo geweest. De grote Mozart was als componist in dienst bij de aartsbisschop van Salzburg en hij smeekte hem bij herhaling om zijn ontslag te krijgen, maar dat werd steevast geweigerd. Hij kon pas weg toen hij geroepen werd door een hogere macht, namelijk de keizer. De al even grote Michelangelo had helemaal geen zin in het schilderen van de Sixtijnse Kapel, maar de paus liet hem geen keuze. Het was schilderen of de eeuwige verdoemenis.
In onze dagen kan men niet meer gedwongen worden samen te blijven. Als het niet meer gaat, dan gaat het niet. Een partij die niet langer voor een andere partij wil werken, ook al is dat haarfijn in een geschreven overeenkomst vastgelegd, kan daar niet manu militari toe gedwongen worden.
Maar de contractbreuk heeft uiteraard wel een prijs, anders wordt het maatschappelijk verkeer verstoord, bijna onmogelijk zelfs. De partij die aan haar geldig aangegane verbintenissen wil ontsnappen, is haar tegenpartij een schadevergoeding verschuldigd. Geld dus. Het bedrag van die schadevergoeding wordt naargelang het geval bepaald door de wet, door het contract zelf of door de rechtbank. In arbeidszaken is er maar één uitzondering op deze algemene regel en dat is de ‘dringende reden’. Als de partij die verbreekt kan aantonen dat zij een dringende reden heeft, dat wil zeggen een feit of omstandigheid die het voortzetten van de arbeidsrelatie onmogelijk maakt, dan hoeft die partij géén schadevergoeding te betalen. De ‘dringende reden’ is een zeer verfijnd begrip. Er bestaan tonnen rechtspraak over, en er zijn door specialisten bibliotheken over vol geschreven. Het is dikwijls dan ook zeer vermakelijk om de commentaren van de goegemeente te horen of te lezen in een individueel geval met hoog profiel, zoals dat van Wout van Aert, maar dit terzijde.
In de tak van sport waarin ik actief was, is het verbreken van arbeidsovereenkomsten altijd een hot topic geweest. Niet zozeer wat de spelers betreft een club gooit zelden een speler buiten, niet uit deugdzaamheid maar omdat hij in veel gevallen toch nog een actiefpost is maar zeker en vast wel als het over trainers gaat. Een trainersontslag houdt de fans en de media dagen en weken bezig. Eindeloze commentaren op het net. Spandoeken in het stadion.
Het is een ijzeren regel dat er slechts één kop van Jut is wanneer het team slecht functioneert: de trainer. In zijn persoon kristalliseert zich de onvrede van de supporters, de onkunde van de spelers en de dekmantel van het bestuur. De meeste trainers kunnen daar overigens mee leven: het is part of the job. Moderne trainers bij grote clubs brengen trouwens niet enkel hun eigen assistenten mee, die de club dan willens nillens mee in het pakket moet opnemen, maar ook een batterij juristen. Noem het cynisme of vooruitziendheid, het onvermijdelijke ontslag wordt nu vaak reeds van bij de aanvang in het nog te tekenen contract grondig uitgespit en geregeld.
In mijn tijd stond het trainerscontract op een A4tje. De ervaren trainer voelde meestal zijn ontslag wel aankomen, maar hield zich angstvallig gedeisd. Hij zei niets of hij deed niets wat door de club tegen hem zou kunnen ingeroepen worden als de zo gevreesde ‘dringende reden’. Buiten vliegen tot daar aan toe, maar zijn geld moest hij hebben. Een menselijke reflex, zeer begrijpelijk, en door de club doorgaans niet in dank afgenomen.
Twintig of wat trainers heb ik van dichtbij meegemaakt, van hun aankomst tot hun vertrek. Wat dit laatste aspect betreft en de troebelen die er doorgaans mee gepaard gaan, was er voor mij slechts één uitzondering op de regel, namelijk Laszlo Fazekas. In 1996 werd hij door zijn eigen spelers buiten gespeeld, zoals dat in het voetbal wel vaker voorkomt. Onmiddellijk na een pijnlijke thuisnederlaag in een bekermatch tegen Cercle Brugge, terwijl het gehuil en het getier buiten nog in volle gang was, riep hij me bij zich in zijn kleedkamer. Hij zei dat hij zo beschaamd was over de prestatie van zijn team dat hij niet langer de trainer ervan wilde zijn. “Ik ben duizendmaal de speler geweest die zij zijn”, zei hij wat waar was “en ik wens niets meer met hen te maken te hebben. Zeg maar tegen het bestuur dat ik weg ben. Ik hoef geen frank te hebben, ik hou de eer aan mezelf”.
Ik dacht dat hij dit zei in de ontgoocheling van het moment en dat hij gauw spijt zou krijgen van die uitspraak. Maar dat was niet het geval: toen ik me de dag na de wedstrijd bij hem thuis aanbood, tekende hij de documenten. Zonder verpinken.
De eer aan zichzelf houden terwijl het geld ernaast ligt, is voor de meesten onder ons geen probleem. Maar zeggen “ik ben hier weg, hou uw geld maar”... Hola, dát is wat anders. De grote Fazekas stelde de eer boven het geld. En daarom denk ik bij trainers die moeten opstappen aan hem. Telkens weer.