Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De tien geboden van de Ironman
Frederik Van Lierde en Bart Aernouts leggen uit hoe je in Hawaï overleeft
Zondag zal u de beelden weer zien op tv en internet: afgetrainde triatleten die compleet uitgeput in elkaar zakken en alsnog wanhopig naar de finishlijn van de Ironman van Hawaï proberen te strompelen. The Big Island is genadeloos voor iedere deelnemer die het kleinste foutje maakt. Wie wil overleven in de zwaarste triatlon ter wereld, volgt dan ook maar beter onze tien geboden, die we samen met Hawaïsurvivors Frederik Van Lierde (tien deelnames, winnaar in 2013) en Bart Aernouts (zes deelnames, drie keer top tien) hebben opgesteld.
1 Bovenal bemin één dag
Wie in Hawaï wil schitteren, moet zijn volledige seizoen afstemmen op die ene datum: 13 oktober. Al de andere wedstrijden zijn van ondergeschikt belang. “Pas in oktober moet ik mijn absolute piek halen”, zegt Frederik Van Lierde (39). “Daarom doe ik maximaal zeven à acht wedstrijden per jaar. In april en juni probeer ik me al eens te testen in andere Ironmans, maar alles staat in functie van Hawaï.”
Bij Bart Aernouts (34) is het zelfs nog extremer. “Ik heb het absolute minimum aan wedstrijden gedaan dit jaar. Slechts één volledige Ironman om mij te kwalificeren voor het WK en een paar halve triatlons om me niet in slaap te laten wiegen. Competitie is af en toe nodig om te weten hoe ver je echt staat. Een wedstrijd schudt je wakker.”
2 Wees niet ijdel, frieten mag
Frederik Van Lierde kreeg al veel bezorgde reacties op de foto waarin hij al lopend in bloot bovenlijf op Hawaï te zien is. Staat de West-Vlaming niet té scherp? “Mensen denken dat ik een extreem dieet volg, maar ik heb de voorbije weken nog twee keer frieten gegeten: thuis en op de luchthaven op weg naar hier. Ik sta niet op de weegschaal, meet mijn vetpercentage nooit. Ik weeg ongeveer 70 kilogram. Als triatleet mag je niet te mager staan. Je moet voldoende reserves hebben om een inspanning van acht uur te verteren en je moet genoeg power hebben om goed te kunnen zwemmen. Als je als een
mager spechtje in het water ligt, geraak je ook niet vooruit.”
3 Kijk niet naar de andere heren
“Probeer zo laat mogelijk naar Hawaï af te zakken: de trainings- wegen trekken er op niks en je kan je alleen maar zenuwachtig laten ma- ken door de concurrentie”, waar- schuwt Aernouts. “Veel atleten slaan in paniek wanneer ze in de weken vooraf hun tegenstanders op het parcours tegenkomen. Dan gaan ze plots toch nog extra trainingen inlas- sen of veranderen ze nog last-minute iets aan hun fiets. Echt onnozel. Je wedstrijd kan daardoor al voorbij zijn nog voor hij begonnen is.” Daarom verkiezen Aernouts en Van Lierde in de weken voor het WK meestal een stage in Arizona om te wennen aan de hitte en het tijds- verschil.
4 Luc van Lierde zult gij eren
De coach van de twee beste Belgische profs heet niet toevallig Luc Van Lierde, onze landgenoot die in 1996 de eerste Europeaan werd die de Ironman van Hawaï won en dat kunststukje drie jaar later nog eens overdeed. “Luc is als coach fysiek en theoretisch erg sterk en doet het denkwerk voor mij. Ik werk al sinds 2011 met hem samen en hij hielp me mee aan mijn wereldtitel in 2013”, is Frederik Van Lierde (geen familie) vol lof.
Luc Van Lierde nam dit seizoen ook Aernouts onder zijn vleugels. “Ik heb jaren perfect samengewerkt met Rob Woestenborghs, maar ik hoop dat Luc mij net dat extraatje kan bezorgen om een stap hoger te zetten in Hawaï.”
5 Zwem links, geef geen ergernis
Wanneer straks het kanonschot aan de pier van Kona weerklinkt, ontstaat er chaos in het water. In een poging om zo gunstig mogelijk aan het zwemmen te beginnen, wordt er in de woelige Stille Oceaan letterlijk gevochten om de beste positie. “De eerste honderden meters vliegen de voeten en ellebogen in de grote groep in het rond en dus blijf ik daar liever weg”, verklapt Van Lierde zijn strategie. “Daarom start ik altijd uiterst links. Ik geef meteen het volle pond en probeer na 200 meter mijn wagonnetje aan te haken bij de tweede grote groep. Op dat moment ligt het veld al wat uit elkaar en is er minder kans op slagen of stampen.”
6 Doe nooit wat te risicovol is
“Je kan er vergif op in nemen dat er een aantal zullen zijn die van in het begin als gekken tekeer zullen gaan op de fiets. Het is belangrijk om je kop niet zot te laten maken en daarin mee te gaan”, waarschuwt Van Lierde. “Loopt mijn achterstand op tot tien à twaalf minuten, dan is dat maar zo. Ik blijf gewoon rustig en rijd mijn eigen koers. Neem ik grote risico’s, dan betaal ik dat cash in de marathon.”
Aernouts denkt daar net hetzelfde over. “Een saaie aanpak met weinig risico’s is meestal de meest succesvolle. Vaak ziet de situatie er na enkele uren compleet hopeloos uit. Maar tijdens de marathon vlieg ik ze vanuit de achtergrond dan plots een voor een voorbij. Dan staan die fietsende waaghalzen compleet
leeggereden te voet. Ik kom liever op het einde van de wedstrijd in beeld dan halverwege.”
7 Vlucht het plassen, laat maar vliegen
In het wielrennen zet het peloton zich regelmatig eens langs de kant van de weg voor een plaspauze. Hoe zit dat in een triatlonwedstrijd van acht uur?
“Eerlijk, ik moet nooit plassen tijdens een wedstrijd”, zegt Aernouts. “Omdat mijn voedings- en drankplan zo exact is afgesteld op wat mijn lichaam nodig heeft. In Hawaï is het trouwens zo warm dat ik niet moet plassen.”
Frederik Van Lierde overkomt het af en toe eens. “Maar ik stop niet. Als ik moet plassen doe ik het gewoon in mijn nat triatlonpak, vlak voor een bevoorrading. En dan kap ik er meteen een bidon water over zodat het weggespoeld is.” En wat bij een grote boodschap? “Dat gebeurt nooit. Daar zorg ik bewust voor door de hele wedstrijd lang geen vast voedsel te eten. Ik neem enkel gels, nooit bars of ander voedsel.”
8 Wees op uw hoede voor achterklap en liegen
“Zorg dat je volk langs de kant hebt dat je kan vertrouwen”, zeggen Van Lierde en Aernouts in koor. “We zouden eens een recorder moeten dragen tijdens de marathon: wat je dan allemaal van onzin hoort roepen. De entourage van de tegenstanders probeert je constant op het verkeerde been te zetten door verkeerde informatie door te geven. Belachelijk. Dan schreeuwen ze bijvoorbeeld dat hun atleet vijf minuten voor jou loopt, terwijl dat in werkelijkheid maar één minuut is. Om je te demotiveren. Dus is het belangrijk dat je overal langs het parcours personen hebt die je kan vertrouwen. Zij moeten zinvolle info doorbriefen. Als we op de vijftiende plaats lopen, hoeven we niet te weten dat de leider vijftien minuten voorsprong heeft , maar willen we weten dat de nummer veertien op een minuutje hangt en aan het instorten is.”
9 Wees steeds dorstig in uw gemoed
De grootste tegenstander in Hawaï is allicht de loden hitte (meer dan 30 graden Celsius) en de grote luchtvochtigheid (75%).
“In geen enkele wedstrijd zweet je meer dan in Hawaï. Je mag op geen enkel moment de focus op je eten en drinken verliezen”, aldus Aernouts. “Als je door omstandigheden toch een half uur niet drinkt, is dat sowieso fataal. Dat kan je niet meer goedmaken. Ik drink minstens een liter per uur.”
10 Ga pas voluit in Energy Lab, dan komt het goed
Het meest cruciale punt op het parcours is de passage aan het beruchte Energy Lab, iets voorbij halfweg de marathon.
“De vermoeidheid slaat er toe, er staan geen zuchtje wind, er mag geen publiek staan en het loopt er bergop. Voor wie vooraf risico’s heeft genomen en het er moeilijk krijgt, is dit een lijdensweg”, analyseert Aernouts. “Maar als je er nog fris zit krijg je vleugels”, weet Van Lierde als geen ander. “Toen ik in 2013 won, heb ik daar mijn laatste concurrent ingehaald en twee minuten achter mij gelaten. Aan Energy lab kan je pas echt grote verschillen maken. Heb je daar nog energie over, kan je daar van een goede wedstrijd een fantastische race maken. Ik hoop dat het mij zaterdag overkomt. Als ik een superwedstrijd doe, kan het zijn dat ik zeg: het is goed geweest, ik kom niet meer terug.”