Trein komt vier keer per uur

Mix van trams en treinen moet autogebruik ontmoedigen

‘Meer openbaar vervoer’, dat staat centraal in het Routeplan 2030. Dat betekent dat er onder meer nieuwe tram- en buslijnen moeten bijkomen en de frequentie van treintrajecten in de Antwerpse regio verhoogd wordt.

Een efficiënt voorstadsnetwerk van bussen, trams en treinen moet voor snelle verbindingen van en naar Antwerpen zorgen.

Daarbij moet de trein het belangrijkste alternatief voor de auto worden in een straal van dertig kilometer. Op de corridors naar Puurs, Roosendaal, Mechelen, Lier en de as Sint-Niklaas– Gent moet de frequentie worden opgevoerd naar vier treinen per uur tijdens de spits.

Ook de lijn Breda–Noorderkempen– Antwerpen moet verder worden uitgebouwd. Dat betekent een hogere frequentie en de mogelijkheid om een extra stop in te lassen.

Verder moet ook de reissnelheid van de treinen in het voorstadsnetwerk fors omhoog tot vijftig kilometer per uur.

De tram moet een aanvulling zijn op het regionale treinnetwerk. In het gebied binnen de fortengordel in het zuiden en het oosten wordt rekening gehouden met nieuwe tramverlengingen.

Onder meer op de trajecten Zwijndrecht richting Beveren, Merksem richting Schoten en Wilrijk richting Edegem zijn uitbreidingen van het aantal trams en verlengingen een dringende noodzaak.

Ook de districtenlijn, een tram die alle districten verbindt en tegelijkertijd aansluit op de bestaande lijnen, is een prioriteit in het Routeplan 2030. In de binnenstad moeten nieuwe premetrotunnels de frequentie verhogen.

Net zoals bij het treinverkeer moet ook de tram sneller gaan rijden. Een minimum van twintig kilometer per uur moet de norm worden, met minstens acht trams per uur en per halte. In de regio rond Antwerpen moeten de trams met een frequentie van vier keer per uur gaan rijden.

Ook voor de bussen moet de frequentie flink omhoog. Op de trajecten tussen Antwerpen en bijvoorbeeld Brasschaat, Stabroek-Kapellen, Kontich en Aartselaar moet dat vier keer per uur worden.