Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Uitgemaakt voor ‘makak’, maar ook uitgescholden omdat ik geen hoofddoek droeg”
Danira Boukhriss over dubbel bloed en dubbel racisme
Voor de ene is ze te Marokkaans, voor de ander niet Marokkaans genoeg. Eén-gezicht Danira Boukhriss Terkessidis (28) beseft al sinds ze op school gepest werd dat ze nooit voor iedereen goed kan doen. In het programma Die Huis vertelt ze voor het eerst op tv dat ze niet gelovig is. “Ik hoef me daar niet voor te verantwoorden.”
Dubbel bloed
Danira Boukhriss Terkessidis, morgen opnieuw te zien in Over Eten met Kobe Ilsen, heeft de reputatie een flapuit te zijn. Maar vanavond in Die Huis is ze aanvankelijk erg op haar hoede. Zeker wanneer Eric Goens over Vilvoorde begint, de stad waar ze is opgegroeid. Vilvoorde sleept nog altijd de reputatie van Syriëstrijders met zich mee. Danira Boukhriss zat met jongens in de klas die in Syrië zijn gaan vechten. Ze praat er niet graag over, en ze kan er geen greintje begrip voor opbrengen, maar was wel getuige van het racisme waarmee sommige Marokkaanse jongens opgroeiden.
Ook Danira Boukhriss, dochter van een Marokkaanse vader en een Belgisch-Griekse moeder, weet wat racisme is. Ze haalde er zelfs het nieuws mee, toen een man zei dat hij haar “niet kon rieken” tijdens een betoging van de anti-islambeweging Pegida die ze versloeg voor Het Journaal. In Die
Huis vertelt ze dat ze ook negatieve reacties uit de Marokkaanse gemeenschap krijgt: “Berichten dat het hoog tijd wordt om de Koran eens te lezen in plaats van mij zo te gedragen op tv.”
Tegenover ons zegt ze dat ze haar afkomst als een verrijking ziet: “Al heb ik vaak het gevoel dat ik overal en nergens bij hoor. Dubbel bloed, noemen ze dat. Om het zwart-wit uit te drukken: in een blanke omgeving ben ik soms de buitenlandse, in een Marokkaanse omgeving ook. Ik heb het meegemaakt dat Marokkaanse meisjes mij op school uitmaakten voor sale flamand, smerige Vlaming. Gewoon omdat ik Nederlands sprak en geen hoofddoek droeg. Het is ook gebeurd dat een blank kind me ‘makak’ noemde. Alsof ik mij moest verantwoorden bij iedereen. Als tiener deed dat pijn, want op die leeftijd zou je alles doen om ergens bij te horen. Straks moet ik hier nog mijn eigen club oprichten, dacht ik.”
Als ik in Die Huis zeg dat ik trots ben op mijn Marokkaanse roots maar geen moslima ben, bedoel ik dat niet als statement. Maar als het mensen kan doen beseffen dat iedereen mag zijn wie of wat hij wil: laat het dan maar een statement zijn.”