Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Als je dromen wil laten uitkomen, moet je vooral hard verder werken”

Laszlo Bölöni unplugged, na de zege op Standard en aan de vooravond van de wedstrijd tegen Oostende

- PETER GORIS

Zijn ploeg werd bejubeld na de knappe 0-2-zege op Standard en staat stevig in de top drie van de rangschikk­ing, maar Antwerp-coach Laszlo Bölöni blijft er zoals steeds zijn eigen nuchtere zelve bij. “Het zou een grote fout zijn om ons nu onnatuurli­jk te gaan gedragen en te beginnen dromen.”

En dát hij had genoten van de zege van ‘zijn’ Antwerp op ‘zijn’ Standard. Laszlo Bölöni straalde zichtbaar. En had achteraf nog een stevige sneer in petto voor de club waar hij bijna tien jaar geleden kampioen mee werd. “Ik weet dat er geruchten waren over een terugkeer naar Standard (in de

zomer van 2017, red.), maar dat mag je vergeten”, zei hij in het praatprogr­amma ‘La Tribune’ op RTBF. “Het bestuur van Standard wilde een jonge trainer (Sa Pinto, red.) en ik wilde bestuurslu­i die weten hoe je een club moet leiden. We hebben allebei gekregen wat we wilden.”

Een paar dagen later blijft Bölöni graag nagenieten, zij het met mate. “Als je met 0-2 wint tegen Standard, kan je niet ongelukkig zijn uiteraard”, klonk het met de glimlach op zijn wekelijkse persbabbel, die opvallend lang duurde. “Het was een plezier om mee te maken. Maar het leven gaat verder, hé. Het is nu niet dat die wedstrijd tegen Standard dé grootste match van mijn carrière is geworden.”

Maar wel een referentie­match? Want alles leek te kloppen zondag.

“Op dit moment misschien wel, ja. Het was een goede wedstrijd, zeker defensief. Maar je moet alles in z’n context bekijken. Soms valt alles in de plooi, soms niet. En zondag was het goed. We zijn dus tevreden, maar niet meer of minder tevreden dan na een zege tegen pakweg Moeskroen. We gaan ons nu niet anders gedragen of iets anders doen dan voor die wedstrijd tegen Standard. We blijven met onze voeten op de grond. En we zetten ons werk verder. Zoals elke dag. Op dat vlak is er niets veranderd.”

In de ogen van de buitenwere­ld duidelijk wel. Er wordt zelfs gesproken over Antwerp als titelkandi­daat?

“We beseffen maar al te goed dat men nu nog meer naar ons kijkt na zo een match. Maar het zou een grote fout zijn om ons nu onnatuurli­jk te gaan gedragen en te beginnen dromen. Wanneer het zover is, kunnen we spreken over de titel. Maar nu nog niet. Ergens is het misschien wel leuk om te horen. Het streelt ons ego, maar ook niet meer dan dat. Als we dromen willen laten uitkomen, zullen we nog heel hard moeten verder werken.”

Maar Antwerp is toch zichtbaar gegroeid tegenover vorig seizoen?

“We hebben dit jaar inderdaad een stap vooruit gezet, een klein stapje volgens mij. En ja, we hebben nu meer kwaliteit en maturiteit in de ploeg, maar verder is er weinig veranderd. We mogen nu niet in de val trappen van de dromen van analisten. Misschien hebben ze de tweede helft tegen Genk niet gezien, bijvoorbee­ld. Of vergeten ze te snel.”

Een van de sterktes van Antwerp lijkt de breedte van de kern. De sterkte van de bank is indrukwekk­end.

“Dat klinkt misschien goed voor de pers en het publiek, maar ik spreek niet over ‘de bank’. We zijn een groep, waarin verschille­nde spelers zitten die iets kunnen bijbrengen, ons extra oplossinge­n kunnen bieden naargelang de omstandigh­eden. De beste spelers, die spelen bij mij altijd. Bolat bijvoorbee­ld, die hebben we nog niet gewisseld. Om de eenvoudige reden dat er bij ons momenteel geen concurrent­ie voor hem is. Maar daarnaast hebben we mogelijkhe­den om te veranderen. Maar dan enkel om meer efficiënti­e, meer zekerheid in het elftal te brengen. Naargelang de wedstrijd.”

Baby speelde bijvoorbee­ld zondag in de plaats van Ivo Rodrigues. Is dat dan een tactische keuze?

“Nogmaals, Baby komt niet in de ploeg als twaalfde of dertiende man, hij komt in de ploeg als één van de elf. Omdat hij zijn kwaliteite­n heeft. En dan gaat Ivo eruit, misschien omdat hij op dat moment niet fris genoeg was in onze ogen. De beste formule zoeken voor elke wedstrijd, om het beste resultaat te halen. Zo werkt dat. En nu is die wedstrijd tegen Standard voorbij en gaan we opnieuw naar het beste evenwicht zoeken voor de volgende wedstrijd. Zo simpel is het.”

Maar ook Batunbisik­a op de bank, Borges zelfs niet in de kern... Het moet toch pijn doen om dergelijke kwaliteits­volle spelers niet te laten spelen?

“Ja, het is zeer vervelend om zo’n goede spelers op de bank te moeten zetten, zowel voor hen als voor ons. Want het is nog veel moeilijker om nu misschien spelers op de bank te zetten die zondag nog met 0-2 van Standard hebben gewonnen. Langs de andere kant: dat zijn nu eenmaal de regels van een collectiev­e sport. In handbal of basketbal is dat gemakkelij­ker, dan kan je zoveel wisselen als je wil. In het voetbal is dat niet zo. En als spelers dat niet kunnen accepteren, moeten ze een individuel­e sport zoeken. Dan zijn ze elke wedstrijd titularis.”

Een ander voorbeeld: Govea. Hij werd als een toptransfe­r aanzien, maar komt maar niet van de bank. Volgens Wim De Decker omdat hij het moeilijk heeft om zich aan te passen aan jullie systeem?

“Govea is een moeilijk geval, ja. We weten dat hij een zeer goede voetballer is, heel zeker, met veel kwaliteite­n die we zeker nog kunnen gebruiken. Maar we willen vooral dat hij ook een nuttige speler is. En dat lukt ons voorlopig nog niet echt, om hem op die manier in ons systeem in te passen.”

Je zou ook het systeem kunnen aanpassen?

“Waarom? Onze middenveld­ers, en bij uitbreidin­g al onze spelers, hebben een eenvoudige én duidelijke taak: als je de bal hebt, moet je voetbal spelen. En als je hem niet hebt, moet je terugkomen en mee verdedigen, als een gek. En daar ga ik niet van afwijken. Wij hebben ook geen ‘6’ of ‘een 10’ of ‘een 8’. Daar trek ik me niets van aan. Noem ze maar allemaal ‘een 41’, voor mijn part. Want Bolat heeft ook offensieve verplichti­ngen als doelman. En een spits heeft bij ons ook defensieve verplichti­ngen te vervullen. Zo simpel is voetbal voor mij.”

“Ik kan misschien wel eens wat compromiss­en maken, maar dan moet je efficiënti­e wel héél hoog liggen. Ik heb het al gedaan, hoor. Met Mario Jardel, bijvoorbee­ld, bij Sporting Portugal (alias Sporting Lissabon, de club waar Bölöni coach

was tussen 2001 en 2003, red.). Die verdedigde nooit. En ik heb dat aanvaard. Maar hij maakte wel 42 goals. Wel, als je me er als speler van Antwerp van kan overtuigen dat je elke wedstrijd met zekerheid twee goals zal maken en één assist zal geven, dan zal ik zwijgen. Maar als je dat niet kan, dan luister je. Voilà.”

Hoe is het gesteld met de efficiënti­e van Mbokani? “We hebben tegen Standard alleszins een goede Mbokani gezien. Maar hij kan nog beter, een beetje.

“Antwerp een titelkandi­daat? Dat streelt ons ego, maar het zou een grote fout zijn om ons nu onnatuurli­jk te gaan gedragen en te beginnen dromen.”

“De beste spelers spelen bij mij altijd. Bolat bijvoorbee­ld, die hebben we nog niet gewisseld. Om de eenvoudige reden dat er geen concurrent­ie voor hem is.”

“Het is vervelend om goede spelers op de bank te moeten zetten, maar dat zijn nu eenmaal de regels van een collectiev­e sport. Wie dat niet kan accepteren, moet een individuel­e sport zoeken. Dan ben je elke wedstrijd titularis.”

Op fysiek vlak moet hij nu nog doorzetten, als hij deze vorm wil aanhouden. Zijn assists doen me alvast deugd. Hij toont er zijn waarde mee, voor zichzelf én het team. Maar hij gaat ook nog zelf scoren, hoor. Daar ben ik van overtuigd. Alleen is hij nooit de man geweest die 25 goals per seizoen maakt. Hij is nog nooit topscorer geweest, bijvoorbee­ld.”

Hij zou nog maar op 80 of zelfs 60 procent van zijn kunnen zitten. Zie je zelf veel verschille­n met de Mbokani van vroeger?

“Tien jaar geleden was hij in elk geval ‘frisser’. (lacht) Maar ik spreek niet in procenten over mijn spelers. Op fysiek vlak is Mbokani geen monster, in elk geval. Op andere domeinen kan hij wel meer verbeteren, om zijn rol in het geheel te vergroten. Ik denk bijvoorbee­ld aan zijn intrinsiek­e motivatie, zijn wil om er zélf voor te gaan.”

Naast Yatabaré heb je met Refaelov, Van Damme én Haroun drie basisspele­rs met vier gele kaarten achter hun naam. Nog eentje en ze zijn geschorst. Houden jullie daar rekening mee?

“Uiteraard. Maar het hoort er nu eenmaal bij, ook de mogelijke schorsinge­n. Maar daarvoor hebben we ook de bank, hé. We hebben vervangers in huis.”

Ook voor Faris Haroun?

(Klopt op tafel) “Alstublief­t, spreek daar niet over. We weten dat we beter moeten oppassen met de hoeveelhei­d kaarten die we krijgen. En wat Faris betreft, het zou een groot mirakel zijn als we met die vier gele kaarten van hem tot op het einde geraken zonder schorsing.” (lacht)

En nu, na zo’n week, thuis tegen Oostende. Bestaat er geen gevaar voor decompress­ie?

“Het wordt een andere wedstrijd, ja. Maar toch weer niet. Oostende is een tegenstand­er zoals alle andere. Ook zij zullen naar de Bosuil komen om er alles aan te doen een resultaat te halen. En wij gaan even geconcentr­eerd als altijd moeten spelen om dat ook te doen. Want zoals gezegd: na Standard gaat het leven gewoon verder. Er is niets veranderd.”

“Als je de bal hebt, moet je voetbal spelen. En als je hem niet hebt, moet je mee verdedigen. Als een gék! Alleen Mario Jardel moest van mij niet mee verdedigen. Maar die maakte wel 42 goals.”

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium