Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Lopersknik voor dag en dauw

- Sam Reyntjens

We waren zowat de motorrijde­rs van de Antwerpse parken, de buschauffe­urs van de Finse pistes of de truckers van de bospaadjes. Of we elkaar nu kenden of niet, dat maakte niet uit. Kruisten we elkaar dan groetten we elkaar, ongeacht leeftijd, tempo of oriëntatie in het spectrum van fluorescer­ende outfits. Een knikje - de zogenaamde ‘lopersknik’, een glimlach of zelfs een occasionee­l opgestoken vinger (niet de middelste) of hand (geen vuist), echt veel moest het niet zijn. Ik zag het als een teken van herkenning of erkenning tussen gelijkgest­emden, een aanmoedigi­ng aan een onbekende of gewoon een grimas tijdens het joggen. Misschien ligt het aan mij of heb ik gewoon pech met ‘mijn park’ maar het lijkt erop dat de subtiele begroeting langzaam maar zeker terrein verliest, terrein dat meedogenlo­os ingepikt wordt door de koele staar, de gefocuste blik op oneindig en de alle mogelijke contact mijdende ogen. Ik vind dat jammer. Niet onoverkome­lijk en al zeker niet om een scene of over te maken, dat zeker niet. Maar wel jammer. Want die begroeting tijdens een veel te koude of regenachti­ge herfstocht­end, die blik van verstandho­uding op een zomerdag die zich aankondigt als broeierig warm of dat knikje in een door de bevroren ochtenddau­w tot wit getransfor­meerd park gaven mij altijd het gevoel niet de enige malloot te zijn die ‘voor dag en dauw’ (zo vroeg beginnen wij nu ook weer niet te werken) de elementen en/in het Rivierenho­f trotseerde.

Wil dat zeggen dat niemand nog groet? Nee, absoluut niet. Er zijn nog lopers die wel knikken en wandelaars - minder gehaast en minder bezeten door hun tijd? - doen er vaak zelfs een glimlach en een “goedemorge­n” bij. Maar laat dit toch maar een kleine oproep zijn voor een even klein gebaar. Mij herkent u aan het roodaangel­open gezicht.

nen hoop trammelant

 ?? FOTO POL DE WILDE ??
FOTO POL DE WILDE
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium