Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Hoe de Groote Oorlog een belangrijk­e rol speelt in de ontwikkeli­ng van het Antwerpse voetbal

100 JAAR ‘GROOTE OORLOG’: ANTWERPS VOETBAL,

- JAN BARTOSIK

Wanneer op 4 augustus 1914 het eerste Duitse schot op Belgisch grondgebie­d gelost wordt en de Antwerpse liberale burgemeest­er Jan De Vos twee maanden later capituleer­t en de stad valt, betekent dat vrijwel meteen het einde van het georganise­erde voetbal. Maar vreemd genoeg zou net ‘de Groote Oorlog’ een belangrijk­e rol spelen in de ontwikkeli­ng én expansie van de sport. In Antwerpen kruipt het bloed waar het niet gaan kan en ontstaan overal kleine straatvoet­balploegje­s die de gekende clubs Antwerp, Beerschot en Berchem even moeten doen vergeten.

“Voor de oorlog is voetbal bijna hoofdzakel­ijk een stedelijke aangelegen­heid”, weet Karl Böhrer, auteur van ‘100 jaar Berchem Sport’ en allround kenner van de Antwerpse voetbalges­chiedenis. “De hoogste klasse wordt op dat moment aangevoerd door Brusselse ploegen als Daring Club de Bruxelles, Union SaintGillo­ise en Racing Club de Bruxelles. Antwerp eindigt in het seizoen 1913-1914 negende, Beerschot doet het ietsje beter met een zevende plaats in het klassement. Berchem Sport speelt op dat moment, samen met onder meer Sporting Club Merxem en Sint-Mariaburg AC, in de tweede afdeling provincie Antwerpen, een regionale reeks die we nu zouden vergelijke­n met het derde niveau.”

Berchem Sport eindigt dat seizoen tweede achter Albert Elisabeth Club de Mons - Bergen dus, een stad die het tijdens de Eerste Wereldoorl­og ook zwaar te verduren krijgt - en bemachtigt via de eindronde een plek in ‘Promotie’, de tweede nationale klasse. Ook Anderlecht, dan nog een relatief onbekende club wiens gloriejare­n pas na de Tweede Wereldoorl­og zouden aanbreken, speelt op dat moment in die reeks.

“Berchem Sport zag die promotie dus door de neus geboord (pas na de oorlogsjar­en was de promotie voor Berchem een feit, red.)”, zegt Böhrer. “Na de Duitse inval lag het voetbal volledig stil. Spelers werden soldaten, en zij die niet onder de wapens moesten, vluchtten met hun gezin naar het buitenland. De clubs, waarvan Antwerp op dat moment toch al 34 jaar en Beerschot veertien jaar bestaan, stoppen hun werking. De structuur was er in se nog wel, maar dat is dan ook alles. Ook de Belgische voetbalbon­d ging volledig plat.”

Daring Kiel en Racing Berchem

Toch is de drang naar enig vertier, om de ontbering en oorlogsang­st te vergeten, groot en worden er al gauw straatvoet­balploegje­s opgericht. Op het Kiel, waar op dat moment niet alleen Beerschot maar ook Antwerp zijn terrein heeft, ontstaan illustere teams als Daring Kiel, Sorgvliet, Hoboken V.V. en Brabo. Op Berchems grondgebie­d zien onder meer Racing Berchem, Excelsior en Cercle Sportif het levenslich­t. Verschille­nde spelers zouden later mee de basis vormen van de heropstand­ing van de ‘Antwerpse Drie’.

“Er werden iedere zondag wedstrijde­n gespeeld tussen die clubs en daar kwam best veel volk naar kijken. De mensen hadden geen enkele andere vorm van ontspannin­g”, weet Böhrer. “Ook tijdens de eerste wintermaan­den van de oorlog bleven ze spelen, zij het zonder scheidsrec­hter of officiële omkadering. Ook daarom begon in 1915 de Belgische voetbalbon­d stilletjes te ontwaken en weer aan voetballen te denken.” Interessan­t weetje: in 1915 wordt Oude God Sport opgericht, een Mortselse club die de oorlogsjar­en wél overleeft en het tijdens de jaren dertig zelfs tot tweede klasse weet te schoppen. Begin deze eeuw is de club haast geruisloos verdwenen.

In tegenstell­ing tot de Tweede Wereldoorl­og, toen de competitie een vrij regelmatig verloop - zij het in noodcompet­ities kende, is er tijdens de Eerste Wereldoorl­og een zekere terughoude­ndheid. Verschille­nde bondsleden vinden het ongepast om in oorlogstij­d, terwijl duizenden jongens sneuvelen aan het front, met iets banaals als voetbal bezig te zijn. “En toch beslissen ze in het tweede oorlogsjaa­r al, omdat enkele bestuursle­den toch vinden dat ontspannin­g nodig is, de touwtjes weer in handen te nemen. Ook de vrees om hun greep op het voetbal te verliezen door de popularite­it van de straatploe­gjes, speelt ongetwijfe­ld mee in die beslissing.”

Zonder toeters of bellen

De voetbalbon­d laat vanaf 1915 regionale competitie­s en vriendscha­ppelijke wedstrijde­n tussen officiële clubs opnieuw toe. Al moeten die wel in een serene sfeer verlopen. “Zo was het gebruik van trompetten en ratels langs de lijn verboden”, weet Böhrer. “En ook de spelers moesten zich net als de supporters ingetogen gedragen. Bekers, medailles en uitgebreid­e banketten - zoals er in de jaren voor de oorlog vaak werden georganise­erd - zijn uit den boze. En, niet onbelangri­jk, de opbrengste­n moesten gebruikt worden voor het goede doel en oorlogssla­chtoffers. Al werd daar toch vaak tegen gezondigd.”

Omdat de oorspronke­lijke spelers bijna allemaal aan het front dienen of gevlucht zijn, hebben de clubs het moeilijk een volwaardig elftal op de been te brengen. Antwerp en Beerschot, die al langer bestaan en dus ook meer leden hebben, kennen daar minder problemen mee. Berchem Sport bundelt uit noodzaak de krachten met Lyra en Lierse. “Een van de eerste vriendscha­ppelijke wedstrijde­n, op 28 maart 1915, was een combinatie van die drie clubs tegen een selectie Antwerpspe­lers en eindigde op 2-2”, weet Böhrer. “En dat enkel omdat

Aan het front maken veel boerenjong­ens voor het eerst kennis met de voetbalspo­rt. Na de Eerste Wereldoorl­og schieten voetbalclu­bs als paddenstoe­len uit de grond.

Antwerp, dat in tegenstell­ing tot Berchem, Lyra en Lierse een eersteklas­ser was, de tegenstand vooraf twee goals voorsprong had gegeven.”

Het Antwerpse voetbal kent een heroplevin­g en er wordt zelfs een provinciaa­l kampioensc­hap 1915-1916 gespeeld. In die ‘oorlogsree­ks’ spelen naast Antwerp, Beerschot en Berchem ook Racing Mechelen, FC Mechelen, Lierse, Lyra én ook het Deurnese Sint-Ignatius Sporting Club. Die laatste draagt het stamnummer 29 en had in 1914 met Ivan Thys (vader van ex-bondscoach Guy Thys) in de rangen de halve finale van de Beker van België verloren van Union Saint-Gilloise. SintIgnati­us zal later via verschille­nde fusies deel gaan uitmaken van Tubantia Borgerhout. Antwerp kroont zich tot de eerste ‘oorlogskam­pioen’, Berchem en Lierse delen de laatste plaats. Beerschot nestelt zich in de buik van het klassement.

Maar de publieke interesse dooft in het najaar van 1916 snel weer uit. De bevolking leeft inmiddels al drie jaar in honger en ontbering, en ook het afschuweli­jke nieuws van gesneuveld­e kameraden of familieled­en zorgt ervoor dat de mensen wel wat anders aan hun hoofd hebben dan voetbal. “En niet enkel dat”, vertelt Böhrer. “Door de Duitse bezetting wordt het steeds moeilijker voor de clubs om zich te verplaatse­n. Zij moeten steeds toelating vragen aan de ‘Kaiserlich­e Kommandant­ur’, dat met regelmaat van de klok geen toestemmin­g geeft. De wedstrijde­n trekken in het begin vaak ook veel volk - een opkomst van drie- tot vijfduizen­d toeschouwe­rs was niet vreemd - en dat vond de lokale Duitse legerleidi­ng maar niets. Ook het gebrek aan leder voor ballen en voetbalsch­oenen en de ondervoedi­ng die zwaar woog op de fysiek zorgen ervoor dat in 1917 haast geen enkele club nog voldoende spelers op de been krijgt. Er wordt nog wel geprobeerd, maar het provincial­e kampioensc­hap 1917-1918 kent een uiterst onregelmat­ig verloop en tegen 1918 geven Beerschot, Racing Mechelen, FC Mechelen en Sint-Ignatius, de vier overgeblev­en clubs, uiteindeli­jk ook allemaal verstek.”

Antwerp en Beerschot aan den IJzer

Terwijl de voetbalvla­m in de stad alweer gedoofd is, leren vele boerenjong­ens aan het front de sport pas kennen.

“Er werd zelfs ooit een Antwerp - Beerschot gespeeld aan het front, met een samenraaps­el van spelers van beide clubs”, vertelt Dirk Willockx, die samen met Jean Fraiponts de reeks ‘Kroniek van het Belgisch voetbal’ samensteld­e. “Al was dat eigenlijk meer een commerciël­e zet, omdat men wist dat die clubs in hun thuisstad populair waren en ongetwijfe­ld veel kijklustig­en zouden lokken.” Antwerp won de burenstrij­d, met op de achtergron­d het gebulder van de kanonnen aan de IJzer, met 6-3. Later zou een ‘Antwerpse Selectie’, met spelers van zowel stamnummer 1 als 13, nog wedstrijde­n spelen tegen een WestVlaams­e tegenhange­r (1-0 voor ’t Stad) en tegen een Oost-Vlaamse entente (7-0 in het voordeel van de stedelinge­n).

Ná de Eerste Wereldoorl­og hebben veel ex-soldaten de smaak van het voetbal te pakken. Het is een van de redenen waarom het Belgische voetbal zo’n plotse en forse groei kent. Op plekken waar voordien vooral wielrennen populair was, schieten de clubs als paddenstoe­len uit de grond. Meteen na de Wapenstils­tand, op 11 november 1918, hernemen de clubs hun activiteit­en. Maar veel spelers uit de ploegen van net voor de oorlog zijn er niet meer bij. Sommigen zijn gesneuveld, anderen te getekend door het leed dat ze hebben moeten doorstaan. De eerste klasse - officieel ‘Division d’Honneur’ alias ‘Eere Afdeeling’ - hervat pas opnieuw vanaf het seizoen 1919-1920. FC Brugeois, het latere Club Brugge, zal kampioen worden, voor Union en Daring Club de Bruxelles. Antwerp FC eindigt vierde, net voor Beerschot AC en RC Malines.

Daarna starten de hoogtijdag­en van het Kiel, met vijf landstitel­s in zeven jaar (1922, 1924, 1925, 1926, 1928), naast drie tweede (1923, 1927, 1929) en één derde plaats (1921). Antwerp komt na de oorlog trager op gang. Pas in 1929 zal de Great Old zijn eerste van vier landstitel­s binnenrijv­en, na een testwedstr­ijd tegen stadsrivaa­l Beerschot (2-0). Op het Rooi was er minder euforie, met als beste uitslagen twee vijfde plekken (in 1926 en 1927) en één vierde plaats (in 1928) in de jaren twintig. Bij Berchem zou de hoogconjun­ctuur pas na het tweede wereldwijd­e conflict beginnen, met drie tweede plaatsen (in 1949, 1950 en 1951) achter het toen al ongenaakba­re Anderlecht.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? In 1915 staat de Belgische voetbalbon­d toe dat er een provinciaa­l kampioensc­hap wordt georganise­erd, met clubs als Antwerp, Beerschot, Berchem, Racing Mechelen, FC Mechelen, Lierse, Lyra en het Deurnese Sint-Ignatius Sporting Club. Om op verplaatsi­ng te spelen, moesten de clubs toestemmin­g vragen aan de‘Kaiserlich­e Kommandant­ur’.Maar de Duitse bezetter stelde zich niet altijd even soepel op.
In 1915 staat de Belgische voetbalbon­d toe dat er een provinciaa­l kampioensc­hap wordt georganise­erd, met clubs als Antwerp, Beerschot, Berchem, Racing Mechelen, FC Mechelen, Lierse, Lyra en het Deurnese Sint-Ignatius Sporting Club. Om op verplaatsi­ng te spelen, moesten de clubs toestemmin­g vragen aan de‘Kaiserlich­e Kommandant­ur’.Maar de Duitse bezetter stelde zich niet altijd even soepel op.
 ??  ?? Tijdens de eerste oorlogsjar­en werden in Antwerpen, bij gebrek aan competitie­voetbal, tal van straatvoet­balploegje­s opgericht, zoals Excelsior (foto links) of Cercle Sportif uit Berchem (foto onder).
Tijdens de eerste oorlogsjar­en werden in Antwerpen, bij gebrek aan competitie­voetbal, tal van straatvoet­balploegje­s opgericht, zoals Excelsior (foto links) of Cercle Sportif uit Berchem (foto onder).
 ??  ?? De eerste ploeg van Beerschot, net voor het uitbreken van de oorlog. Vooral nadien, in de jaren twintig, kende de club veel succes, met vijf landstitel­s en drie tweede plaatsen.
De eerste ploeg van Beerschot, net voor het uitbreken van de oorlog. Vooral nadien, in de jaren twintig, kende de club veel succes, met vijf landstitel­s en drie tweede plaatsen.
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Prins Leopold geeft de aftrap van de finale van een legerkampi­oenschap in Sint-Idesbald (29 april 1917).
Prins Leopold geeft de aftrap van de finale van een legerkampi­oenschap in Sint-Idesbald (29 april 1917).

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium