Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Belgische transfermarkt is helemaal niet lucratief
Inkomsten worden voor het grootste deel meteen weer uitgegeven aan nieuwe spelers
Onze Belgische clubs verdienden vorig jaar 160,8 miljoen euro aan uitgaande transfers, maar rijk zijn ze daar niet van geworden. 133,4 miljoen euro daarvan werd meteen weer uitgegeven aan nieuwe spelers. Er bleef dus maar weinig over, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld Denemarken of Nederland. Belangrijkste oorzaken? De vele buitenlanders in de Belgische competitie en het geld dat aan makelaars wordt uitgegeven.
Elke internationale transfer moet geregistreerd worden bij de FIFA in het zogenaamde TMS-systeem. De wereldvoetbalbond maakt daar sinds 2011 jaarlijks een rapport van. En daaruit blijkt dat België wel veel inkomsten haalt uit transfers, maar dat het ook veel geld van dat geld meteen weer gebruikt om nieuwe spelers te kopen. In acht jaar tijd werd er 259 miljoen euro winst geboekt op transfers, tegenover maar liefst 716 miljoen euro in Nederland.
Nochtans hoorden we de afgelopen jaren vaak dat het niveau van de Belgische competitie hoger ligt dan dat in Nederland. Hoe is dan te verklaren dat de Eredivisie veel meer transfergeld aantrekt? “De belangrijkste reden is dat in Nederland veel meer eigen spelers actief zijn, 65 procent heeft de Nederlandse nationaliteit. In België heeft slechts 35 procent de Belgische nationaliteit”, zegt Wim Lagae, sporteconoom aan de KULeuven. De cijfers bevestigen dat. Uit een analyse van de transferactiviteiten van de Belgische G5 van 2011 tot 2018 blijkt dat Belgische spelers vier keer meer winst genereerden dan buitenlanders. Belgen zijn gemiddeld goedkoper en kunnen voor meer geld verkocht worden. Zo moet voor zelf opgeleide spelers helemaal geen transfergeld betaald worden, zodat hun verkoop pure winst is.
Doorsluiscompetitie
Een gevolg daarvan is ook dat er in Nederland veel minder geld naar makelaars gaat: slechts 18 miljoen ten opzichte van 42 miljoen euro in ons land. “Als je spelers zelf opleidt, hang je minder af van netwerken van makelaars”, legt Lagae uit. “Je vermijdt zo ook dat er heel wat makelaars tussengeschoven worden. Zo kan je ook veel besparen op die kosten.”
Conclusie: België is dus geen opleidingscompetitie, maar een doorsluiscompetitie van buitenlanders. “Het toont nog maar eens aan dat de fiscale voordelen die de overheid geeft aan het voetbal aangepast moeten worden”, vindt Lagae. “Zorg ervoor dat clubs echt investeren in de jeugd. Nederland doet dit bijvoorbeeld door het minimumloon voor niet-Europese spelers heel hoog te leggen. Zo stimuleer je de eigen spelers. Maar ook voor de clubs zelf is dit financieel gezien dus een goede zaak, blijkt nu. Zij zullen op termijn meer uitzonderlijke winst boeken via hun transferactiviteiten.”