Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Luciano D’Onofrio: “Fellaini en Witsel ooit bij RAFC, waarom niet?”

Luciano D’Onofrio en Great Old willen komende jaren Belgische top bestormen

- LUDO VANDEWALLE

“Mijnheer Gheysens wil vooruit met de club. En snel. Hij zegt me: Maak een goede ploeg. Over bedragen of miljoenen euro’s heeft hij het nooit.”

“Soms gaat de passie met Laszlo Bölöni aan de haal. Hij mag soms wat voorzichti­ger zijn. En daar spreek ik hem over aan. Maar hij heeft ook zijn persoonlij­kheid.”

“Het zou kunnen dat ik aandeelhou­der word bij Antwerp. Waarom niet?” Luciano D’Onofrio Algemeen directeur Antwerp

Antwerp FC is ambitieus. Zéér ambitieus. Met voorzitter Paul Gheysens en sportief directeur Luciano D’Onofrio wil de Great Old de komende jaren een aanval doen op de Belgische top. Een Champions Leaguestad­ion is aanstaande, evenals voor de eerste keer een eerste plaats in Play-off 1. Want Antwerp ligt op koers. Als in PO1 ook nog Europees voetbal wordt gehaald, is het tijd voor champagne. Maar aan de vooravond van de topper tegen Anderlecht eerst een gesprek met Luciano D’Onofrio (63), de algemeen directeur die de club over de finish trekt.

Eenenderti­g jaar komen we al op de Bosuil. Negenentwi­ntig jaar lang stonden we versteld van hoe Royal Antwerp Football Club in een snel veranderen­de voetbalwer­eld zo hardnekkig bleef stilstaan. Bogend op een ruim een eeuw oude traditie bleef de club ter plaatse trappelen. En ging hij dus achteruit.

Als we ons op de Bosuil melden, is de verwonderi­ng ondanks enkele bezoeken gedurende het jongste anderhalf jaar even groot. Maar nu wegens de zelden geziene omwentelin­g die de club ondergaat. Er staat een imposante nieuwe tribune, waar je, als je dat al zou willen, van de grond kan eten. Er zit zelfs een receptioni­ste, iets wat de club in zijn hele leven nooit heeft gekend. Waar is de tijd dat de flamboyant­e secretaris Paul Bistiaux daar alles beredderde?

We treffen Luciano D’Onofrio buiten, aan de rand van het oefenveld, waar de selectie traint. Pet op, diep in zijn jas gedoken. Anoniem, zoals hij het liefst door het leven zou gaan. Vier keer hebben we, sinds we hem anderhalf jaar geleden interviewd­en, moeten aandringen op een nieuw gesprek. Zijn ogen spieden op het terrein. En er valt wat te spieden, want Antwerp verloor vorige zaterdag met 2-1 bij het zo goed als veroordeel­de Lokeren.

“Lokeren?”, acteert D’Onofrio de luchtighei­d. “Zoiets maakt niet blij. Maar dat gebeurt in het voetbal. Het is er zelfs de charme van: de onvoor- spelbaarhe­id. In andere ploegsport­en weet je meestal op voorhand wie de beste is en dus wint. In voetbal wint niet altijd de beste. Maar dat was het niet. Op Lokeren waren we niet genoeg geconcentr­eerd. Voilà.”

Intussen blijft D’Onofrio, wél heel geconcentr­eerd, de training volgen. Trainer Laszlo Bölöni is grieperig. “Opgelopen zondag na de wedstrijd in Anderlecht, toen ik in de regen mijn auto niet meteen vond”, zegt de Antwerp-trainer die pas na de training zijn sportieve baas opmerkt. We vragen wat D’Onofrio precies in de gaten houdt. Hij lacht geheimzinn­ig. En zegt niets.

Naar de vierde verdieping van de nieuwe Bosuiltrib­une dan maar.

Wij denken dat Antwerp met jullie binnen dit en vijf jaar kampioen wordt. Daarom zitten we hier, om te weten of u daarmee akkoord gaat.

“Met of zonder mij, ik wil ook dat Antwerp kampioen wordt. Maar of dat gaat gebeuren? Het belangrijk­ste is dat we gezond blijven. Dan zullen we wel zien. Vijf jaar, zeg je toch? Dat is een eeuwigheid in het voetbal. Ik hoop ook, samen met de supporters, dat we kampioen worden. We hebben tijd nodig. We moeten groeien.”

Als je in anderhalf jaar van tweede klasse naar de derde plaats in de hoogste afdeling doorstoot, kan een titel toch ook?

“Rustig, rustig. Tot hiertoe kunnen we inderdaad alleen maar tevreden zijn. Je kan altijd meer willen, maar als je het volledige plaatje bekijkt, kan je op dit moment natuurlijk niet klagen. Anderhalf jaar geleden, toen ik hier aankwam, was er niets. Intussen staat er een tribune, gebouwd door Paul Gheysens. Heel de club is erop vooruitgeg­aan. Mentalitei­t, volwassenh­eid, sportief. We zijn echt in álle domeinen gegroeid. Maar de taak is dit seizoen nog niet volbracht. We moeten Play-off 1 halen. Dat was het doel voor dit seizoen en dat is nog niet bereikt.”

Kom, met nog vijf speeldagen te gaan hebben jullie als derde zeven punten meer dan de zesde, Anderlecht. Als jullie zondag winnen…

“… zei ik daarnet niet dat voetbal een onvoorspel­bare sport is? Als we Play-off 1 bereiken, kunnen we nog zien.”

Hoe doen jullie dat, in anderhalf jaar naar Europees voetbal dingen?

“De familie Gheysens is uiteraard een heel belangrijk­e factor. Maar ook de technische staf, de sportieve directie,… Een club is een beetje van alles. Aan de top moet het goed zitten. Als het bovenaan goed zit, dan volgt de rest als vanzelfspr­ekend.”

Voorzitter Paul Gheysens is rijk. Hij wil veel investeren in de club. Maar u hebt in vier transferpe­riodes nog maar 6 à 7 miljoen euro aan transfers geïnvestee­rd. Waarom zo zuinig?

“Mijnheer Gheysens wil vooruit met de club. En snel. Hij zegt me:

Maak een goede ploeg. Over bedragen of over miljoenen euro’s heeft hij het nooit. De miserabele infrastruc­tuur had de prioriteit en kostte al veel geld. En waarom moeten wij dan nog veel geld uitgeven? Zelfs zonder tientallen miljoenen hebben we enkele spelers met veel kwaliteite­n kunnen binnenhale­n. Mbokani, Van Damme, Lamkel Zé,… Het zijn allemaal spelers die toch heel wat toevoegen aan het team.”

Vindt u het niet leuk veel te investeren? Het geld is er.

“Veel geld investeren is geen enkele garantie. Je moet ook bouwen. Een ploeg bouw je, die koop je niet. Je kan bepaalde dingen kopen, maar er is veel meer nodig dan alleen maar kopen. Stap voor stap. Het klinkt cliché, maar zo heb ik het altijd gedaan.”

Legt Gheysens geen druk op u?

“Niet speciaal. Hij wint graag, maar ik win ook graag. Je moet ook weten: als je álles wil winnen, moet je niet in het voetbal gaan.”

Wat vindt u van de kritiek op Antwerp dat het te hard, te veel gevechtsvo­etbal speelt?

“Ik vraag me af waarom tegenstand­ers zoiets zeggen. Is dat om ons te destabilis­eren? Kijk naar de match

tegen Lokeren. Daar hebben we zelfs geen enkele kaart gepakt. Ik heb naar Club Brugge - AA Gent gekeken. Was dat niet hard dan? Ik betreur dat men zoiets over ons zegt. Wij spelen op z’n Engels, maar ook met veel technisch vermogen. Sommige mensen willen ons in een hoek zetten en zo belangrijk­e mensen beïnvloede­n. Scheidsrec­hters en de mensen die de schorsinge­n uitspreken. Wij spelen een goed voetbal, op onze manier. Niet beter dan andere, niet slechter dan andere. Het zit in ons DNA. En ook in dat van pakweg Standard. Club Brugge heeft vroeger ook al zo gespeeld. Ik veroordeel dat niet. Iedereen speelt met zijn kwaliteite­n.”

Maar heeft Antwerp genoeg spelers met creativite­it? Of beter: stelt uw trainer die op?

“Natuurlijk. We hebben uitstekend­e matchen gespeeld op technisch vermogen. Anders haal je geen 45 punten.”

Laszlo Bölöni is een topcoach, maar roept de jongste tijd veel weerstand op door de manier waarop hij zich soms gedraagt. Spreekt u hem daarop aan?

“Eerst en vooral: hij is een profession­ele trainer en enorm gepassione­erd. Soms gaat zijn passie met hem aan de haal. Hij mag in sommige verklaring­en wat voorzichti­ger zijn, dat is juist. En daar spreek ik hem over aan. Zeker de laatste tijd. Maar het is ook een deel van zijn persoonlij­kheid. Hij wil winnen. Niet alle trainers zijn dezelfde. Overigens zijn er nog trainers die soms wat nerveus zijn.” (lacht)

Michel Preud’homme?

(ontwijkt de vraag) “Laszlo Bölöni is een intelligen­t persoon en weet wel wanneer hij te ver is gegaan. Maak je geen zorgen.”

U moet wel heel tevreden zijn over hem. Voor zover ik weet, is hij de eerste trainer ooit die een contract van meer dan één jaar kreeg van u.

“Bij Standard was het altijd één jaar, dat klopt. Hier moet je echter bouwen, dan is er een solide basis nodig. We bouwen hier aan alles. We zijn nog maar aan het begin.”

Wat is uw plan op lange termijn?

“Ik ga je verrassen: ik heb niet echt een plan op lange termijn. Toch niet in termen van: in dát specifieke jaar wil ik absoluut kampioen worden. Ik wil nu de club stabiel maken en structurer­en op een profession­ele basis. Meer welomschre­ven doelen hebben we niet gesteld. Ik ga na dit seizoen mijn eerste evaluatie maken en zien hoe het verder moet. Ook voor mezelf. Ik ga voor mezelf kijken wat ik wil doen. Ik wil me blijven amuseren. Pas op, ik zeg niet dat ik zal weggaan.”

Kan u zomaar weg? Bent u geen aandeelhou­der bij Antwerp?

“Op dit moment niet. Maar het zou kunnen dat ik aandeelhou­der word. Dat sluit ik niet uit. Waarom zou ik dat niet doen? Antwerp kan een van de grootste clubs van België worden. Mijn hart is hier al. Ik doe dit met hart en ziel, anders zou ik dit niet kunnen doen. Het is niet het financiele dat me drijft. Het is mijn passie.”

Jullie op Antwerp hebben de club geherstruc­tureerd en mensen de wacht aangezegd en dat is geruisloos gegaan. Op Anderlecht gaat dat met veel meer lawaai gepaard. Hoe komt dat?

“Iedereen doet het op zijn manier. Ik zeg niet dat wij het op de goede manier doen en Anderlecht slecht. Het is gewoon anders. Weet je, ik kom niet graag naar buiten. Ik verschijn niet graag veel in de media. Dat weet jij ook wel. Ik praat niet graag te veel. Maar iedereen doet het op zijn manier. Iedereen stelt zijn eigen organigram op. Wat telt, is de top van de piramide. De rest volgt. Maar dat heb ik al gezegd, niet? Ik heb al fouten gemaakt. Het komt erop aan zo weinig mogelijk fouten te maken. En vooral: dat die fouten zo weinig mogelijk geld kosten.”

Wat vindt u van Anderlecht, de ploeg dan?

“Tja, wat moet ik daarop zeggen? Ik kijk naar de resultaten en kan alleen maar vaststelle­n dat die te weinig zijn voor een club als Anderlecht. Waar de oorzaak ligt, kan ik niet zeggen. Er is een malaise en er zullen wat probleempj­es zijn. Maar vraag me niet die te benoemen, want dat doe ik niet. Ik kan het vermoeden maar ik weet niet genoeg wat daar achter de schermen speelt. Het bewijst dat een club besturen niet zo makkelijk is. Er zijn veel parameters die je moet beheersen. Je moet ook de ego’s beheersen.”

Als u ego’s zegt, hebt u het dan over de bestuurder­s of over de spelers?

“De beide. Er zijn de media. Elke dag. Dan spelen zulke dingen op.”

Hoe zit het eigenlijk met uw ego?

“Ach, de tijd dat ik me daar druk om maakte, is allang voorbij. Ik zeg dit: je moet van alles een percentage hebben. Als je weinig ego hebt, is het een voordeel. Als je er veel hebt, is het een tekortkomi­ng. Ik heb als technisch verantwoor­delijke mijn rol te spelen. Maar als het aan mij ligt, kom ik nooit in de media. Dat is mijn aard. Ik ben gereservee­rd, bescheiden.”

Er hangt hier een leuke cartoon in uw kantoor. Anderlecht-voorzitter Marc Coucke die u uit de handen van Paul Gheysens probeert te grabbelen. Klopt het dat Coucke u dit seizoen nog heeft gevraagd om bij Anderlecht sportief directeur te worden?

“Over die zaken praat ik niet. Ik wil het ook niet weten. Aan mij persoonlij­k heeft hij het in elk geval nooit gevraagd. Ze hebben me erover verteld. Maar ik heb er niks van gehoord. Op dit moment amuseer ik me hier goed.”

Gewezen Anderlecht-voorzitter Roger Vanden Stock zal zondag in de presidenti­ële loge zitten op Antwerp.

“Ja, Paul Gheysens en ikzelf hebben hem uitgenodig­d. Ik heb een uitstekend­e relatie met Roger. Hij wilde me indertijd naar Anderlecht halen. Ik kende zijn vader goed, had contact met Roger toen hij bij Anderlecht als voorzitter begon. Dat is vriendscha­p, dat durf ik te zeggen. Al meer dan twintig jaar. Roger is een heel goed mens. Ik vind het nog altijd spijtig dat hij uit het voetbal is gestapt. Hij was sereen en evenwichti­g. We hebben zulke mensen nodig.”

Komt Marc Coucke ook?

“Hij is in elk geval uitgenodig­d. Zoals iedereen van alle clubs is hij welkom. Ik heb contact met Coucke in de Pro League. Dat is vriendscha­ppelijk. Ik heb met weinig mensen problemen.”

Daarom was het zo verrassend dat u, die niet veel praat in de media, in een vorig interview zo hard was voor Standard-voorzitter Bruno Venanzi. U zei dat u geen relatie meer met hem had en noemde hem ‘een anesthesis­t’ omdat hij Standard zou verdoofd hebben. Ongewoon. Waarom deed u dat?

“Ik begrijp niet goed waar de commotie vandaan komt. Wat is er verkeerd aan een anesthesis­t? Ik wilde vergelijke­n met Duchâtelet. Toen was er veel supporters­protest, veel rumoer rond de club. Onder de nieuwe voorzitter is dat niet meer zo. Het is rustig. Dat is het enige wat ik wilde zeggen.”

Zegt u nu dat u het positief bedoelde?

“Iedereen interprete­ert het zoals hij wil. Vooral de Franstalig­e media hebben daar een verwijt van gemaakt. Na Duchâtelet is er toch niets meer gebeurd? Ook in mijn tijd bij Standard was het soms veel rumoeriger. Zeker in het begin.”

U zei ook dat u geen relatie met Venanzi had omdat hij een vriend van u zou hebben bedrogen.

“Dat is ook zo. Wat is daar verkeerd aan? Met Duchâtelet had ik ook geen relatie.”

Wat is er dan gebeurd met uw vriend?

“Dat is privé. Venanzi heeft zich niet elegant gedragen. Misschien herinnert hij het zich niet eens meer.”

Als u hem ziet, schudt u hem dan de hand?

“Toen Standard hier met Antwerp was, heb ik hem niet gezien. Ik weet niet wat ik ga doen.”

Wat vindt u van het huidige Standard?

“Ze hebben een uitstekend­e ploeg, die kampioen kan worden. Met die ploeg kan je dat. Ze hebben een trainer die Standard kent, die de Belgische competitie kent, die het voetbal kent. Daarom kunnen ze kampioen worden. Echt waar.”

In welke mate kan je Antwerp vergelijke­n met Standard, de vorige club die u leidde?

“Er zijn overeenkom­sten, maar er is ook een wezenlijk verschil: Standard speelde toen al lang in de eerste klasse. Ze hadden een infrastruc­tuur die wij hier niet hadden. Hier was niets. Maar zelfs bij Standard hadden we tijd nodig. Om de financiën op orde te brengen. Wat wel te vergelijke­n is: de supporters van beide clubs hebben een grote passie en houden écht van hun club. Ze lijken enorm veel op elkaar.”

U bent een gewezen spelersmak­elaar. Wat denkt u van het voetbalsch­andaal rond de makelaars Mogi Bayat en Dejan Veljkovic?

“Als ik het dossier zou kennen, zou ik mijn mening geven. Maar ik ken het dossier helemaal niet in detail. Ook niet dat van de matchfixin­g. Ik kan hier van alles zitten verklaren, mensen beschadige­n die dat misschien niet eens verdienen. Daarom zeg ik er niets over.”

Is het geld niet veel te belangrijk geworden?

“Het is niet omdat sommigen iets verkeerd doen, dat de anderen per se moeten volgen. Zo werkt het niet.”

Klopt het dat u nooit met een computer werkt?

“Dat klopt, ja. Als ik iets nodig heb, vraag ik dat aan iemand die voor mij werkt. In die zin gebruik ik wel een computer, maar mijn meeste info haal ik nog altijd uit mijn netwerk. De technologi­e helpt me. Ik bedien me ervan. Maar een speler als Lamkel Zé komt uit mijn netwerk. Dat is ervaring. Het is niet dat ik geen computer nodig heb. Al is het maar omdat je zo veel tijd wint.”

Wat zijn de transfers die u als clubbestuu­rder het meest voldoening hebben geschonken?

“Ik was bij Porto, Standard en nu dus Antwerp. Eén van de mooiste bij Porto was Rabah Madjer, die ik bij Matra Racing in Frankrijk weghaalde en die met een hakje het beslissend­e doelpunt maakte in de finale van de Europabeke­r voor Landskampi­oenen in 1988 tegen Jean-Marie Pfaff. Paulo Futre naar Atlético Madrid, op dat moment de duurste transfer ooit. Rui Barros naar Juventus.”

“Bij Standard waren mooie verwezenli­jkingen Mbokani, Jovanovic, Defour, Conceição,… Hier bij Antwerp opnieuw Mbokani, Van Damme, Bolat, Lamkel Zé. Die laatste heeft alles om te slagen. Natuurlijk zijn er ook Hairemans, Witsel, Fellaini. Uitstekend­e spelers, maar die waren allemaal al bij de club toen ik er was. Als spelersmak­elaar heb ik er ook veel gedaan. Te veel om op te noemen. (lacht) Boksic, Zidane, Deschamps,… dat alleen al qua transfers naar Juventus. En daar zat een harde onderhande­laar, hoor.”

Wat doet u liefst? Clubbestuu­rder of spelersmak­elaar?

“Een club of een ploeg opbouwen is spannender, intenser.”

Men zegt dat u soms nog bemiddelt in transfers.

“Dat is nu elke keer dat je dat vraagt en telkens moet ik neen zeggen. Men belt me nog om mijn advies te kennen. Wat doe je dan? Ik zeg ‘ja’, ‘neen’ of ‘misschien’ of ‘opletten daarmee’. Dat mag toch?”

Rode Duivels als Witsel en Fellaini verwijzen naar u als er over een transfer gesproken wordt.

“Zoals gezegd: ze vragen mijn advies. Maar zeker niet allemaal.”

Witsel en Fellaini staan heel dicht bij u. Ik heb het gevoel dat die ooit voor Antwerp zullen spelen.

“Als dat zou kunnen. (lacht) Een droom. Ik hoop het en ik hoop dat ik hier dan nog ben. Ze zullen dan misschien wel wat ouder zijn, 34 of 35 jaar, maar dat kan geen bezwaar zijn. Ik hoop het voor Antwerp en ook voor hen.

Want deze club is aan het groeien en zal nog veel groeien. Antwerp heeft alles om een topclub te worden.”

 ??  ??
 ?? FOTO KRIS VAN EXEL ??
FOTO KRIS VAN EXEL
 ??  ??
 ?? FOTO'S KRIS VAN EXEL ??
FOTO'S KRIS VAN EXEL
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium