Gazet van Antwerpen Stad en Rand
"Met dank aan de pannenkoeken van mijn tante"
Belgische kampioen op de weg rijdt in zijn eerste veldrit dit seizoen meteen naar podium
Zondag nog vijfde in de Memorial Rik Van Steenbergen, gisteren derde in de Kermiscross in Ardooie. Tim Merlier (26) had welgeteld vier dagen tijd om de omschakeling te maken van de weg naar het veld. “De mensen verklaarden mij gek, want de aanpassing is toch enorm in zo’n korte tijd.” De Belgische wegkampioen haalde wel meteen het podium en legt uit hoe anders de weg en de cross zijn voor hem.
HET HOOFD “Veel nerveuzer dan op de weg”
“Er was toch voor de start een beetje paniek in het hoofd: komt dat wel goed? Ik vond het niet erg dat de cross niet op tv werd uitgezonden en dat er veel toppers afwezig waren. (grijnst) Ik was veel nerveuzer dan voor een wegkoers, en veel minder te genieten. Ik reed ook als eerste het veld in, kon mij weer niet bedwingen. Gelukkig lieten ze mij die eerste ronde voor mijn rekening nemen. Toen Pidcock en Vermeersch gingen, moest ik passen, maar daarna ging het relatief vlot. Het was gelukkig een tempocross met weinig versnellingen, want die had ik niet in de benen. Op de zware stroken voelde ik dat ik de power had om er mij uit te sleuren. Die derde plaats is dus onverhoopt. Toch voel ik voor dit cross-seizoen geen extra druk. Het is niet omdat ik nu goed gepresteerd heb op de weg, en daar Belgisch kampioen ben geworden, dat ik nu plots ga meedoen voor de zege in het veld.”
DE BENEN “Speciaal twee keer naar osteopaat geweest”
“De inspanning die je in een
cross levert is anders dan op de weg. In een veldrit zit er geen recuperatiemoment. Het is heel de tijd weer optrekken en vliegen door de bocht. Je moet heel de tijd geconcentreerd zijn: als je een fout maakt, verlies je meteen vijf seconden, en rij ze dan maar eens toe. Het is een uur à bloc.”
“Ik was wat bang voor het op- en afstappen van de fiets. Ik had daar niet veel op getraind, en dan reageert je lichaam daar op. Vandaar dat ik deze week twee keer langsging bij de masseur en osteopaat. Ik deed daar ook extra loopoefeningen. Al heb ik afgezien op die zware loopstrook. Je zat tot je enkels in de modder. Ik zal dat wel voelen in de rug- en buikspieren. Ik heb dan nog mijn kuit bezeerd toen ik uit mijn klikpedaal schoot. Ik zal morgen stokstijf in de zetel liggen, dat weet ik nu al. Ik ga toch proberen los te rijden, en dan weer naar de masseur. Het zal nodig zijn.”
DE FIETS “Aanpassen van een Canyon naar een Stevens”
“Zondag reed ik bij CorendonCircus nog op de weg met een Canyon, maar in het veld rijden ze bij Creafin-Fristads met Stevens. Dat is een ander model met een ander stuur, andere zadelpen, ander zadel…. Je voelt toch dat het verschillend materiaal is. Het is al een verandering als je met hetzelfde fietsmerk overschakelt. Het bolt niet hetzelfde. Je rijdt met bredere banden, met een lagere druk. Je kan niet zoveel snelheid maken. De fiets is ook iets minder aerodynamisch. En door die lage druk in de banden is het in de bochten heel anders sturen. De tube kan zelfs soms dubbel slaan. Je moet het onder de knie hebben. (grijnst) Gelukkig heb ik toch de vorige jaren veel gecrost.”
“Maar die bandendruk is heel belangrijk. Op de weg rij je eigenlijk standaard met 7,5 bar, in het
veld moet je constant wikken en wegen, afhankelijk van het parcours. In Ardooie koos ik 1,5 bar.” DE TRAINING “Blokjes trekken in het bos”
“Ik had wel wat op de crossfiets gezeten, maar uiteraard niet genoeg. Ik heb maar twee specifieke crosstrainingen achter de rug. Je moet explosiever trainen, vooral in het bos. Dan word je die inspanning gewoon. Je trekt meer sprints, meer blokjes zoals ze zeggen, van twee tot acht minuten. Gelukkig was het modderig, snelle bochten waren er niet bij. De conditie is goed, maar dat is in de cross geen garantie op een goed resultaat. Het is constant opnieuw optrekken en je moet daar toch een beetje op getraind hebben. De vermoeidheid na een veldrit is ook anders. Op de weg zijn het de benen die plots niet meer willen meedraaien, op de cross kom je plots op je limiet te zitten. Op de weg ga je langzaam dood, in de cross meteen. Je moet je eigen tempo zoeken. Een beetje zoals op de weg als je lang bergop moet rijden. Hier was het gelukkig dus een tempocross.”
DE PLOEG “Leuk dat het weer een familiegebeuren wordt”
“Ik keek heel hard uit naar veldrijden omdat het voor mij een familiegebeuren is. Op de weg zijn je ploegmaats wel vrienden, maar familie is anders. Ik rij samen met mijn broer Braam in het team, dat is speciaal. Mijn papa Koen is de chauffeur van de camper en staat ook in de materiaalpost, samen met nonkel Kurt en mijn stiefbroer Jarno. En tante Marleen helpt aan start en finish. Zij zorgt ook voor het eten. Speciaal voor mij bakt zij pannenkoeken. Voor een wegkoers eet ik boterhammen met confituur, maar voor de cross zijn dat de pannenkoeken van Marleen. Ze zijn licht verteerbaar dankzij een speciaal, geheim recept. Dat samen naar huis rijden is uniek. Vooral voor die mensen ben ik blij met mijn podiumplaats. Zij doen zo veel voor mij, je wil die niet teleurstellen.”