Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Tabula rasa
Ligt het aan mij, of is 2019 écht voorbijgevlogen? Het lijkt alsof de vorige jaarwende nog maar net voorbij is, en we staan alweer aan de vooravond van een nieuwe. Kennelijk heeft dat gevoel met leeftijd te maken. Naarmate je ouder wordt, tikt de tijd sneller weg. Dat is op zich uiteraard geen vrolijke gedachte, want zo kort de toekomst alsmaar meer in. Als jonge twintiger had ik ooit een gesprek met een al wat oudere muzikant, die me de raad gaf om niets uit te stellen tot later. “Want voor je ’t weet is het later, en blijkt de tijd ongemerkt door je vingers geglipt.” Toen had ik geen benul van wat hij bedoelde. Er was nog een zee van tijd, toch? Die zee is intussen een meer geworden. En straks wordt dat meer een vijver. Tot er alleen nog een plas overblijft. Ik ben 48 nu. Als kind keek ik naar veertigers en kon ik me niet voorstellen dat ik ooit zo oud zou worden. Veertigers waren aliens. Mensen van een andere planeet. Het is nu later. De zanger had gelijk. Deze laatste week is traditiegetrouw een moment om terug te blikken. Dat merk je aan de lijstjes die gepubliceerd worden. De sterkste platen. De mooiste boeken. De beste films. Meest memorabele concerten. Betreurde doden, ook. Want daar zijn er steeds meer van, helaas. Mensen van dichtbij en van veraf. Scott Walker. Keith van The Prodigy. Marie van Roxette. Mark Hollis van mijn favoriete band Talk Talk. Zopas Panamaranko nog. En Spinvis, mijn geliefde kater die de helft van mijn leven mijn beste maatje is geweest.
Je verzamelt de herinneringen die je mee wil nemen naar het volgende jaar, en alles wat niet tot de hoogtepunten behoorde – de ballast – ruim je op. Zo komt er ademruimte vrij. Plaats voor nieuwe herinneringen. In mijn geval is dat telkens weer een zeer concrete oefening: mijn bureau is de voorbije maanden verworden tot een stort. Tot een stockageruimte voor alles waar niet meteen een bestemming voor te vinden was. Oude kranten, schriftjes met nota’s en telefoonnummers. Facturen en enveloppen. Magazines en kartonnen dozen vol ongedefinieerde rommel. Stapels nog onbeluisterde platen ook. Met de cellofaanverpakking er nog rond. Het werd er allemaal binnengedragen. Of binnen gegooid. Alles ligt nu waar het de voorbije maanden gevallen is. Het is zo erg gesteld dat zelfs de poetsvrouw – voor geen kleintje vervaard, nochtans – er nu al maanden met een boogje omheen loopt. Om kort te gaan: mijn bureau is een war zone die Syrische proporties heeft aangenomen. Terwijl ik mezelf probeer te doen geloven dat ik best wel ordelijk ben. Bijgevolg krijgt de kerstvakantie weer precies dezelfde invulling als andere jaren: tijd voor grote schoonmaak. Het is een bijna therapeutisch ritueel geworden. Het jaar afsluiten door dingen die je niet langer nodig hebt weg te doen. Schuif na schuif, kast na kast, stapel na stapel. Tabula rasa. Gaandeweg ontstaat er ook een klusjeslijst met taken die ik al maanden voor me uit heb geschoven. Kapotte lampen vervangen. Een plint repareren. Houtblokken zagen. Kaders aan de muur hangen. Alles klaar tegen 31 december, want elke journalist heeft een deadline nodig. Liefst een strakke. Om dan straks – met een propere lei in een opgeruimd huis – aan 2020 te kunnen beginnen. Een jaar dat vast weer in een vingerknip voorbij zal zijn.