Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Grootste ramp in mijn carrière”
Reconstructief chirurg Cynthia Lafaire is medisch diensthoofd van het brandwondencentrum ZNA Stuivenberg en van nazorgcentrum Oscare, beide in Antwerpen. Zij werd op 1 januari 1995 opgeroepen om zwaargewonden te behandelen. “Op zo’n moment is er geen onderscheid in rang en stand.”
“Buurtbewoners hebben na de ramp slachtoffers bij hen onder de douche gezet en hebben ze in hun auto naar het Stuivenbergziekenhuis gereden. Op zo’n moment doet iedereen wat hij of zij kan en is er geen onderscheid in rang en stand”, zegt dokter Cynthia Lafaire, al 25 jaar brandwondenchirurg. Toen de Switelbrand uitbrak, stond zij aan het begin van haar carrière. “De Switelramp was mijn eerste en enige grote ramp.”
“Ik was destijds niet van dienst, maar werd op nieuwjaarsdag wel opgeroepen om mijn collega af te lossen”, vertelt Lafaire. “De selectie was al gebeurd: het brandwondencentrum lag vol, ook op intensieve zorgen waren slachtoffers opgenomen, en de wat minder acute, maar wel zwaargewonde brandwondenpatiënten lagen op de afdeling chirurgie.”
Galajurken met open rug
“Slachtoffers waren voornamelijk aan gelaat, armen, handen en vaak ook rug verbrand – want heel wat dames droegen galajurken met open rug. De zwaarst gewonden waren overal verbrand. Vlammen werken door onder kledij”, legt Lafaire uit. Brandwondenpatiënten kregen weken- tot zelfs maandenlang wondzorg en moesten chirurgische ingrepen ondergaan.
“Daarnaast waren er ook patiënten die hete lucht en rook hadden ingeademd, met ‘inhalatieletsel’: brandwonden in de luchtpijp en longen. Zulke patiënten worden in een coma gehouden om hen te kunnen beademen. Hun wonden moeten vanzelf genezen terwijl ze ademhalingsondersteuning krijgen; daarom kan ook dat maandenlang duren.”
‘Laattijdig’ overleden
“Er zijn na de ramp ook mensen ‘laattijdig’ overleden, meestal patiënten met een combinatie van zware brandwonden en inhalatieletsel. Waaraan zij precies overleden zijn, is moeilijk te zeggen. Vaak gaat het om complicaties, maar niet noodzakelijk zijn het de oudste patiënten.” “Volwassen brandwondenpatienten volgen we gemiddeld een tweetal jaar op, bij jonge adolescenten is dat doorgaans tot hun 18de”, zegt Lafaire. “Dus op dit moment zijn er geen ‘Switelpatienten’ die nog medische opvolging krijgen.”
Ermee leren leven
Of die mensen aan hun brandwonden gewend zijn geraakt? “Wennen is denk ik niet het juiste woord. Ik zou eerder zeggen: leren leven met. Patiënten leren omgaan met hun beperkingen. Vaak blijft de impact op hun verdere leven gigantisch, maar iedereen verwerkt het op zijn manier.”