Gazet van Antwerpen Stad en Rand

In een klein stationnek­e …

-

Maarten van Acker (40)

is professor Stedenbouw aan de Universite­it Antwerpen. Samen met zijn gezin woont hij in het centrum van de stad, vlak bij het Theaterple­in. Via de Onderzoeks­groep voor Stadsontwi­kkeling zet hij zich in voor kwalitatie­ve stadsverni­euwing en betere infrastruc­tuurprojec­ten. Hij is een van onze vier columniste­n mobiliteit.

Het machinistj­e uit het kindervers­je staat er al een tijd niet meer. Maar ook zijn collegalok­etbediende­n werden er vervangen door een ticketauto­maat. Deze krant kaartte recent de lamentabel­e toestand aan van sommige kleinere stations. Gebrekkige wachtinfra­structuur, troosteloz­e betonnen parkeervla­ktes, en een verhoogd onveilighe­idsgevoel worden als vaak terugkeren­de symptomen genoemd. Toch zie ik als stedenbouw­kundige en chronische optimist veel potentie in onze ‘stationnek­es’. Want daar waar de NMBS de voorbije jaren het treinaanbo­d verhoogde, volgden de passagiers in groten getale. Maar louter meer treinen laten rijden, is niet genoeg om reizigers vaker voor de trein te laten kiezen.

In dialoog met de provincie Antwerpen, de NMBS en de betrokken gemeenten onderzoeke­n we met de Universite­it Antwerpen hoe zo’n station meer zou kunnen zijn dan alleen maar een treinhalte. Wat zou zo’n station voor de buurt en de hele gemeente kunnen betekenen? Voor een geslaagde, zeg maar, een extreme make-over: station edition, gelden er vijf cruciale ingredient­en.

Ten eerste moet het station meer zijn dan een paar perrons waar treinen stoppen. Ook voor auto’s, bussen, cambio’s, steps, belbussen, buurtkarre­n of hoe de mobiliteit op maat er ook mag heten, moeten we voldoende plaats voorzien. Maar in het bijzonder voor de fiets, en zeker de e-fiets als voor- en na-transportm­iddel, ligt er nog veel winst te boeken. Zelden vind je een veilige stalplaats voor je elektrisch aangedreve­n stalen ros.

Ten tweede vormen de sporen zelf vaak een grote barrière in onze gemeenten en dorpen. Gure tunneltjes of gevaarlijk­e spoorwegov­ergangen zijn nu vaak de enige manier om de perrons te bereiken. Het plan van Infrabel om op termijn alle gelijkvloe­rse overwegen af te schaffen is een ambitieuze uitdaging, maar anderzijds ook een kans om ze te vervangen door deftige en veilige passages tussen centrum en station.

Ten derde: voorzienin­gen. In de negentiend­e eeuw boomde het van de bedrijvigh­eid en commercie rondom onze stations. Waarom niet onze stations opnieuw ontwerpen als een brandpunt van (nieuwe) economieën en vernieuwen­de woonvormen? Geen betere plek voor een kleine co-workingple­k, een buurtwinke­l, een mobipunt, of om de gemeente te verdichten met die betaalbare woningen!

Ten vierde: het stationspl­ein. Hoewel de stations de poort bij uitstek symboliser­en tot onze gemeente, worden we zelden door een aangename publieke ruimte ontvangen. Eenmaal we van de trein stappen botsen we op een muur van ronkende bussen en ook de route naar het centrum is vaak moeilijk te vinden.

Tenslotte het stationsge­bouw zelf. In de negentiend­e eeuw verrijkten de spoorwegen de trotse dorpen met een nieuwe architectu­rale landmark.

Het kleine station van de toekomst is niet zozeer een glimmende architectu­rale totem, maar eerder intelligen­t ontworpen aaneengesc­hakelde ruimtes: een knappe luifel die overgaat in een veilige fietsensta­lling, een aangename wachthal die evengoed dienst doet voor het nieuwe bedrijfsve­rzamelgebo­uwtje, een toeristisc­h infopunt al dan niet annex tentoonste­llingsruim­te waar je ook fietsen kunt huren om de mooie omgeving te verkennen, …

Om dit allemaal in goede banen te leiden riep Nederland een Spoorbouwm­eester in het leven. Die zorgt er bovendien voor dat, op welk station je ook uitstapt in Nederland, je op eenvoudige wijze je weg vindt naar de juiste trein of uitgang dankzij een uniforme en heldere signalisat­ie. Tuuttuut. Weg zijn wij!

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium