Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Dat hij Xavier was, heeft alles beperkt”
(49) en zonen spreken over hun (groot)vader, die deze week overleed
Geen grote babbelaar. Iemand die zijn eigen talent minimaliseerde, ook. En die nooit helemaal tevreden was, zelfs niet over zijn carrière. Maar tegelijk een heel warme man én een bourgondiër. Zo omschrijft Els Hoebrechts (49) haar vader Johny Voners, die deze week overleed. Ze hield zich jarenlang bewust op de achtergrond, maar wil nu graag vertellen. “Dood is dood, vond hij. Dus moest je genieten.”
“De laatste jaren, met Annemie, was mijn vader gelukkig. Eindelijk. Hij zei dikwijls: ‘Ik heb er lang op moeten wachten, maar ik heb het gevonden.’ Dat maakt het zo erg. Hij had nu de vrouw van zijn leven, en ze waren volop aan het genieten. Vaak uiteten, veel op reis. En hij wou nog zo lang doorgaan. Hij ging honderd worden, zei hij.”
Maar het mocht niet zijn. Rasacteur Johny Voners (74) – né Johny Hoebrechts – overleed begin deze week aan de gevolgen van kanker. “Het is onwezenlijk”, zegt zijn dochter Els. Maar toch wil ze graag vertellen over haar vader, terwijl haar zonen Tibo (19) en Jo (22) meeluisteren. Fiere jongemannen die hun grootvader als voorbeeld zien.
De genetica liegt niet: ze hebben allemaal dezelfde trekken. En ook hun karakters – “We zijn geen grote babbelaars” – komen perfect overeen. Jo: “Hij nam mij weleens mee op restaurant, toen ik nog studeerde. Dan zaten we daar tegenover elkaar, we zeiden niet veel. We genoten van ons eten. En van een pintje, of een goed glas wijn. We konden elkaar lezen, gewoon door bij elkaar te zijn. Dat volstond.”
Maar, zeggen ze, alles wat gezegd moest worden, is gezegd. Els: “We hebben dat altijd kunnen doen. We zijn geen bellers, maar we mailden heel vaak. Lange brieven. Daarin zijn heel mooie dingen gezegd. Alles wat moet als je van elkaar houdt. Zeker naar het einde toe. Ik zei ook tegen mijn zonen: vergeet bompa niet te vertellen wat hij voor jullie heeft betekend. Anders ga je spijt hebben. En de laatste dagen hebben we afscheid kunnen nemen bij hem.”
Dood is dood
“Ik herinner me mijn ouders niet meer samen”, zegt Els. “Ik was twee of drie toen ze uit elkaar gingen. Ik bleef bij mijn mama wonen en hij kwam me elke zaterdag halen. Dan gingen we naar Antwerpen of bij de grootouders in Tienen. Om 9u stond hij telkens klaar met de wagen. Onderweg zongen we, of maakten we grappen. Heel warme momenten. Hij had een druk leven, maar de zaterdag, die was voor mij. Of hij nam mij mee naar opnames, dat was magisch.” “Betrokken”, noemt Els haar vader. “Hij was er altijd. Mijn zonen waren vroeger vaak ziek, dus ik heb veel tijd in ziekenhuizen doorgebracht. Papa was de eerste om te zeggen: Ik kom wel een nacht slapen. Vermanen deed hij nooit, ik denk dat hij maar één keer fors was. Ik was achttien en ging voor het eerst samen met mijn vriend op vakantie. Naar Spanje, met de bus vanuit Antwerpen. Hij zette ons daar af. ‘Ik wil niet met het vingertje zwaaien’, zei hij, ‘maar er is overal aids. Ik weet niet of dat gaat blijven duren, maar wees voorzichtig. En trek iets aan.’”
Doe wat je graag doet, was zijn belangrijkste les. “Gelovig was hij
niet. Dood is dood, vond hij. Dus moest je genieten. Hij was een bourgondiër, zeker de laatste jaren. Verbindend, ook. Hij bracht mensen samen en was gul. Hij ging met iedereen eten en nog voor iemand rechtstond, had hij de rekening al betaald.”
Donkere Dolf
Een beetje tragikomisch, zo omschrijft Els haar vader nog. Even de clown uithangen, en dan weer gedaan. “Wij noemden hem soms Donkere Dolf. Omdat de melancholie hem weleens overviel. Tegenover de buitenwereld sprak hij tot op het einde vaak met een kwinkslag, maar wij kenden hem ook anders. Annemie belde me dikwijls: ‘Hij is zo donker nu, hij vindt het zo erg dat hij niet meer bij mij gaat zijn.’ Hij kon ook heel nerveus zijn. Een beetje ambetant, als het niet ging. Stilzitten lukte ook niet. Hij was het liefst op de baan. Of hij nodigde mensen uit. Gewoon rustig iets lezen of zo, dat ging hem niet af. Maar je moest hem ook niet naar BVevenementen sturen, die haatte hij. Soms sloop hij gewoon weg.” Zijn eigen talent miskennen en minimaliseren, dat deed hij ook. “Ik werk als freelance redacteur en wou al lang een boek schrijven over hem. Maar hij vond dat hij niet belangrijk genoeg was. Wat ik heb ik gedaan? “Ja, ik ben een acteur. Maar ik heb niets gecreeerd. FC De Kampioenen, dát is bekend. Ik alleen, ik stel niks voor.’ Hij was niet helemaal tevreden over zijn carrière. Hij vond dat zijn muziek niet genoeg aandacht kreeg en hij had gehoopt dat hij sneller rollen had kunnen doen zoals in Amigo’s. Daar was hij echt trots op. Dat hij Xavier was, heeft alles beperkt. Ik stuurde hem weken geleden nog een lange mail: Ik weet dat je nog andere dingen wilde doen, lieve papa, maar er moest nu eenmaal brood op de plank komen. En dat heb je goed gedaan. Maar alleen op zijn zangtalent was hij zelf trots.” Twee jaar geleden is het intussen, dat Els het slechte nieuws te horen kreeg. “Hij belde me op, ergens eind juni 2018. ‘Dochter’, zei hij, ‘ik heb niet zo’n goed nieuws’. Een klein knobbeltje leek aanvankelijk een verstopte talgklier. Tot het veranderde van vorm en kleur. Maar we dachten: het komt wel goed. Hij was er tenslotte snel bij. Tot bij elk onderzoek keer op keer slecht nieuws kwam. Maar hij vond dat niemand daar zaken mee had, dus verzweeg hij de diagnose voor de buitenwereld. En ontkenning, dat speelde ook.”
Uitgeputte doorzetter
“Op het einde had hij zo veel pijn, maar toch verbeet hij dat. Bij het theaterstuk La Cage aux Jolles kon hij op een bepaald moment de danspassen niet meer combineren met zingen. Terwijl dat net zijn talent was. Dit kan niet langer, zeiden we hem. Dat kon hij moeilijk aanvaarden. Want de dag dat hij niet meer op het podium zou staan, zou hij opgeven. Zo voelde hij dat aan. Altijd al, trouwens. Bij Assisen had hij net een operatie achter de rug en stond hij met een stoma op de bühne.
Efkes niet, dat was geen optie.” Haar vader was een doorzetter die zichzelf heeft uitgeput, vindt ze. “Eerst een operatie, dan immunotherapie die niet aansloeg, dan chemo. We zeiden vaak tegen elkaar: hoe is het toch mogelijk dat hij nog werkt? Soms denk ik dat het zijn lichaam heeft verzwakt. Dat hij zichzelf heeft vermoeid, en het proces heeft versneld. Maar anderzijds haalde hij daar veel mentale steun uit. Anders ging hij zich thuis toch maar te pletter piekeren.”
Op 8 februari schitterde hij nog een laatste keer in de Gentse Minard, maar rond valentijn werd het onomkeerbaar. Voners zat aan zijn computer, toen hij stokte. Els: “’Ik weet niet meer wat ik moet doen’, zei hij. Ik weet niet hoe dit werkt’. Toen bleek dat de kanker was uitgezaaid naar de hersenen.”
Normaal zou de familie rond die tijd met hem naar Zuid-Afrika vertrekken. Een laatste keer samen, naar de plek waar hij zo van hield. “Dat was al anderhalf jaar geregeld. Een thuisverpleegster zou meegaan en hij mocht vliegen in eerste klasse, om te kunnen liggen met zijn pijnpomp. Vorige week kreeg hij een opflakkering, was hij ineens helder. Hij wilde ervoor gaan en vertelde al honderduit over marktjes die we zouden bezoeken. Tot duidelijk werd dat het niet meer zou lukken. En hij vorig weekend plots hard achteruitging. Zijn lichaam was op.”
Els Hoebrechts
Dochter Johny Voners “Hij vond dat zijn muziek niet genoeg aandacht kreeg en hij had gehoopt dat hij sneller rollen had kunnen doen zoals in ‘Amigo’s’. Daar was hij echt trots op.”