Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Als de realiteit de fictie inhaalt
Hoe postapocalyptische films ons hebben voorbereid op corona
Lege straten, hamsteren, politieke leiders die over ego’s blijven struikelen terwijl de situatie acuut is: we hebben het allemaal al ergens gezien. Alleen dat verzamelen van wc-papier had nog geen enkele scenarist voorspeld.
De kleine ring rond Brussel, waar het anders de hele dag door een parade is van toeterende pendelaars, ligt er verlaten bij. Een enkele wegpiraat profiteert van de leegte om snelheid te maken. Daarna valt de stilte weer in, of beter: de afwezigheid van lawaai. De wind heeft vrij spel met rondslingerend krantenpapier.
Parkings zijn pleinen geworden, of beter: lege vlaktes van asfalt en steen. Op autoloze zondagen is dat een feest. Maar nu ontbreken de fietsers, de skaters, de joelende kinderen op hun steps en fietsjes. De zon schijnt voor niemand. Of toch: iemand nadert op de stoep, gewapend met mondmasker en blauwe plastic handschoenen, maar steekt over om niet te hoeven kruisen op besmettelijke afstand.
De stad is gemaakt voor drukte, voor veel volk op een kluitje, voor uitbundigheid. Een lege stad is unheimlich. Danny Boyle buitte dat geweldig uit in zijn film 28 Days Later, waarin Cillian Murphy ontwaakt in een volstrekt verlaten Londen. Terwijl hij in coma lag, heeft een virus in amper een maand tijd de mensheid ei zo na uitgewist.
Boyle filmde de scènes op Westminster Bridge, Piccadilly Circus en Oxford Street op zondagochtenden, voor dag en dauw, wanneer hij enkele minuten de tijd kreeg om de anders zo drukke straten af te sluiten voor het verkeer. Vandaag zou hij vrijelijk zijn gang kunnen gaan, althans in Brussel, waar filmopnames
voorlopig mogen doorgaan.
De winkelkar
De sfeer in de film is postapocalyptisch, een genre op zich in de literatuur en de kunsten. Maar deze dagen doen het besef groeien dat er ook zoiets bestaat als pre-apocalyptisch: het nare gevoel dat iedereen zich schrap zet voor het onheil dat onherroepelijk zal komen. Zoals in Lars von Triers Melancholia, een film waarin een planeet de aarde nadert als een onafwendbare depressie. Het enige wat we kunnen doen, is thuis blijven en afwachten, onder het motto #FlattenTheCurve.
Ziekenhuizen hebben zich getransformeerd en hebben oude bedden weer van stal gehaald. De mensen hamsteren paracetamol, mondmaskers, handgel. Velen hebben daar vast goede redenen voor. Hebben de anderen te veel rampenfilms gezien? Daarin zijn de lege rekken in de warenhuizen een vast ingrediënt, net als de winkelkar waarmee de overlevers over straat banjeren.
Zoals in John Hillcoats verfilming van The Road, waarin Viggo Mortensen met zijn zoontje op pad trekt door een desolate wereld. Alleen dat verzamelen van wc-papier had blijkbaar nog geen enkele scenarist voorspeld.
De angst voor het einde van de wereld is natuurlijk zo oud als het Bijbelboek Apocalyps zelf – en wellicht veel ouder. In de filmwereld kwam in 1916 de Deense film Verdens Undergang uit, waarin een naderende komeet tot paniek leidt. Het genre kende een heuse boom tijdens de Koude Oorlog, met zijn imminente dreiging van totale destructie. De creativiteit van verwoesting is schier onbegrensd, van aliens over zombies tot nucleaire oorlog.
Shopaholics
Veel postapocalyptische films hebben nog iets geruststellends: het zijn vaak erg dramatische waarschuwingen voor rampen die je amper ernstig kunt nemen. In de
Volkskrant merkte filmjournalist Bor Beekman al op dat net dat een buitenbeentje als Le temps du loup van Michael Haneke zo beklijvend maakt: ver van Hollywoodspektakel houdt hij het wel echt.
Dat geldt nu zeker ook voor virusfilms, en dan met name voor
Contagion, die begint met het hoestje van Gwyneth Paltrow, maar algauw hopeloos uit de hand loopt. Steven Soderbergh toont de razendsnelle verspreiding met close-ups van handen die een map met papieren vastpakken, een deurklink, een andere hand. Nu we er middenin zitten, kan die film zonder twijfel uitgeroepen worden tot meest realistische fictiefilm over het onderwerp – hij lijkt wel geschreven door Marc Van Ranst.
Wat al die films gemeen hebben, is de totale afbraak van de samenleving. De mens wordt herleid tot een beest in een ‘survival van de sterksten’. Die afbraak van de samenleving is meteen ook een kans om kritiek op het consumentisme te uiten, zoals in George Romero’s Dawn of the Dead, waarin de vier overlevers zich in een winkelcentrum verschansen terwijl de zombies als shopaholics staan te kloppen op de deuren. Al goed dat we voorlopig nog thuis kunnen laten leveren.
De films herinneren ons aan het cliché dat de beschaving maar een dun laagje vernis is. Maar is het dat wat je nu om je heen ziet? Of zie je vooral een gevoel van solidariteit en burgerzin ontstaan – zij het beduidend meer onder de mensen dan onder de leiders? Dat laatste schijnen tal van rampenfilms dan weer wel juist te treffen. Misschien is dit niet het moment om in die films te duiken. Het is op straat al unheimlich genoeg.
De films herinneren ons aan het cliché dat de beschaving een dun laagje vernis is. Maar is dat wat je nu om je heen ziet? Of zie je solidariteit en burgerzin ontstaan?