Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De tranen van Idéfix
In het Gallische dorpje dat we allemaal zo goed kennen is de sfeer bedrukt. Kakofonix voelt voor één keer niet de behoefte om compleet uit de toon een nieuw lied aan te heffen. Hoefnix maakt vandaag geen schuine opmerking over de bedorven vis van Konstunrix, die hij anders op dagelijkse basis in de haren zit. Zelfstandigen hebben het deze dagen sowieso niet onder de markt. Asterix en Obelix zitten teneergeslagen in het ijle te staren naast een vers gehouwen menhir, terwijl het hondje Idéfix voor één keer ook huilt zonder dat er een boom wordt geveld. Zelfs Panoramix, baken van wijsheid, heeft voor één keer geen formule voorhanden om het verdriet te verzachten.
Uderzo, de geestelijke vader van al deze kleurrijke figuren, is overleden. Dat moest er een keer van komen, uiteraard. De tekenaar was al 92, en had het schetsen van zijn iconische figuurtjes jaren geleden al aan iemand anders over gelaten. Maar toch: toen het nieuws binnenliep – tussen die sowieso al bedroevende stortvloed aan coronanieuws – voelde ik hoe een krop zich in mijn keel nestelde. Weinig mensen hebben me in mijn jonge jaren meer plezier bezorgd dan die Italiaanse Fransman met de rare naam. Naast Kuifje – klare lijn, strakke stijl – bleef Asterix de held van mijn kindertijd.
Goed, hij was wat in de groei blijven steken, zodat hij nauwelijks boven een paar op elkaar gestapelde smurfen uit stak. Maar je kon wél op hem rekenen. Een onverschrokken, dappere krijger. Bovendien gaven de vleugels op zijn helm prijs wat er in hem omging. Een geniale vondst van de tekenaar. Zijn maatje Obelix was niet van de slimsten, en zijn gevoel voor mode kon beter. Maar hij had wél een hart van koekebrood. Bovendien was hij als kind in een ketel met toverdrank gevallen, waardoor hij onoverwinnelijk werd. De Dikke en de Dunne. De Grote en de Kleine. Sommige tegenpolen creëren vanzelf een dramatisch effect. Bovendien kregen de twee vanaf het vijfde album assistentie van het onweerstaanbare hondje dat in elk verhaal zijn eigen avontuur beleeft.
Als kind verslond ik die strips als waren het pannenkoeken op een verjaardagsfeest. En ook nu, meer dan dertig jaar later, blijf ik ze herlezen en stemmen ze me vrolijk. Ik moet lachen om grapjes die ik intussen uit het hoofd ken, kijk geamuseerd hoe Romeinse legionairs een oplawaai krijgen telkens ze het pad van onze Galliërs kruisen, en voel de voorpret al wanneer steeds weer hetzelfde piratenschip in beeld verschijnt. Omdat ik net als de bemanning weet wat er in de volgende plaatjes gaat gebeuren. Als volwassene ontdek je veel dubbele bodems die je als kind ontgaan waren. Bovendien heb ik uit die Asterix-verhalen veel geleerd. Dat de voorvader van Eddy Merckx ook al wielrenner was, bijvoorbeeld. En dat Engelse zinsconstructies een beetje eigenaardig zijn. Want dat is zo, is het niet? Bovenal kwam ik te weten dat Cleopatra een onweerstaanbaar neusje had. Over neuzen gesproken: ik was als kind van 10 écht overtuigd dat het reukorgaan van de Egyptische Sfinks was afgebroken omdat Obelix er destijds met zijn volle gewicht had aangehangen. Dat geloof ik eigenlijk nog steeds. Als de fantasie zo veel beter is dan de werkelijkheid, moet je niet twijfelen. Toch?