Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Ellebogenwerk
Ellebogenwerk was altijd een negatief beladen woord. Je zag er asociale haantjes-de-voorste bij die zich, zonder zich iets aan te trekken van de rest van de wereld, een weg naar de top wroetten, of naar een aaitje van de baas, of naar die vijftien pakken drielagig toiletpapier. Tot ik zondagnamiddag op het zo goed als lege perron van metrostation Opera op een tram naar Linkeroever stond te wachten.
Tram 15 reed voor en toen hij stopte, ging een jonge vrouw in het rijtuig, een van de weinige passagiers, lichtjes door de knieën zodat ze met haar rechterelleboog op de knop kon duwen om de deur te openen. Ze zag dat ik het gezien had en we lachten onhandig naar elkaar, twee volslagen vreemden toch drie seconden verbonden in deze zieke wereld, de ene blij voor het gebaar van barmhartigheid van de andere.
Want dat is het nu geworden, ellebogenwerk. Je bent niet langer een egoïstische klootzak, maar een empathische ziel als je je ellebogen gebruikt. Met een simpel, zij het misschien lichtjes lachwekkend gebaar, zorg je ervoor dat je al de smeerlapperij die potentieel op je vingers zit, niet achterlaat voor de sukkelaar die na jou dezelfde knop moet gebruiken. Aan het verkeerslicht, aan de lift, in de tram, aan de waterkraan. Hoe onnozel het misschien ook is, en ook al is de kans dat je zo het virus oploopt maar cero cero cero cero cero cero cero cero cero
cero cinque, alle beetjes helpen, denk ik dan.
Want het komt verdomme dichtbij. De oudste zoon van een bevriend koppel heeft na een skivakantie met zijn makkers in Italië nu ook de rest van zijn gezin besmet. Een ander bevriend koppel, inclusief twee jonge dochters: thuis in volle quarantaine, moeder rillend en hoestend te bed. Zondagvoormiddag hoorden we via onze straatgroep op WhatsApp dat een gepensioneerde buurman met spoed in het ziekenhuis werd opgenomen. Zijn vrouw mag hem niet bezoeken.
Ik wacht op hoopvol nieuws en ga mijn ellebogen nog meer gebruiken.