Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Hij beheerste de kunst van vrouwen in zwijm te doen vallen”
uit, maar dat hart wou niet opgeven. Dat was ook hoe Robert in het leven stond. En wat hij van zijn omgeving verwachtte. Ik heb maar dertig jaar mogen leven, ik heb mij geamuseerd. Als jij dat leven nog hebt, maak er dan iets van.
Hij was een soort moreel kompas. Voor mij, maar zeker ook voor anderen.”
“Proberen om goed te leven, en om goed te doen voor iedereen. Zo was Robert. Een joviale, goede mens, die eenvoudig in elkaar zat. De minst complexe van ons allemaal. We zijn altijd hecht geweest. Toen ik research deed voor mijn boek over mijn afkomst, ben ik gaan praten met het pleeggezin bij wie ik een tijd gewoond heb. Blijkbaar vroeg ik om de haverklap: Wanneer zie ik Robert? We schelen amper een jaar. Hij was mijn meest logische vriend. Het lukte ook goed karakterieel. We waren verschillend: hij extravert,
ik introvert. Robert was iemand van ‘pluk de dag’, terwijl ik altijd
nadacht: Is het wel dag en moet ik
hem wel plukken? Maar we maakten nooit ruzie, we vochten niet, we zijn zelfs bijna nooit kwaad geweest op elkaar. Ik luisterde ook naar hem. Robert was iemand die goedbedoeld commentaar kon geven. Je ziet er slonzig uit. En ik dan: Ha, ja, want ik was daar niet mee bezig. Soms ging het ook verder. De enige reden waarom ik in de muziek zit, is omdat Robert dat een goed idee vond. Hij wou artiest worden en ik was euh … de luitenant of zo. Eigenlijk wilde ik iets academisch doen, iets waarbij ik niet te veel mensen zou zien.” (lacht)
Gasten uit Borgerhout
“Ik heb bijzondere en warme herinneringen aan de eerste keren dat we samen zongen. We waren een jaar of tien en zongen mee met de platenspeler van ons moeder. Oude soulplaatjes, we vonden dat geweldige muziek. Hij zong iets, ik zong er een harmonie op, dat ging vanzelf. Later kwam dat ter ore van het personeel van het gezinsvervangende tehuis waar we gewoond hebben. We kregen complimentjes, en zo beseften we: blijkbaar kunnen wij iets, goed samen zingen, zonder muziekschool te volgen. Al had Robert dat beter door dan ik. Hij heeft ons eerste optreden geregeld, en daarna kwam de Rock Rally en niet veel later zaten we bij Bart Peeters en ontplofte de boel met The Radios.”
“We wisten niet wat ons overkwam, de wereld was zot geworden. Ik heb onlangs samen met mijn kinderen filmpjes ontdekt van Festivalitis, een programma dat wij samen presenteerden. Je ziet ons als jonge snotapen genieten van de aandacht, maar ook versteld staan van wat er gebeurde. Wij konden naar elkaar kijken op het podium: Wij, twee gasten uit Borgerhout, die in tehuizen hebben gewoond en hier nu show staan te verkopen. Al bleef ik dat wel overanalyseren – het is iets raars, beroemd zijn – terwijl Robert met volle teugen genoot.”
“We waren net bekend toen hij ziek werd. We wisten: het is een tumor en je kunt er dood van gaan. Maar omdat Robert bleef doorgaan, vergaten we het soms. Het leek op epilepsie. Bij een aanval vroegen we: ça va, Robert? En hij: ça va, en we deden gewoon door. Zo zijn er zeven, acht jaar