Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Aan mijnheer R.

- Elien Van Wynsberghe

Enkele dagen geleden kreeg ik een bericht van een lezer dat mijn hart zo’n beetje brak. Hij is 65 en helemaal gezond. Corona kreeg hem niet te pakken, maar eigenlijk toch weer wel. Hij is een jonge opa, zo schreef hij me. 65, dan behoor je volgens de experts tot de risicogroe­p. En risico’s, die nemen we liever niet. Ook hij niet. Dus zag hij zijn kleindocht­ertje van 8 maanden oud voor het laatst ergens begin maart. En net zoals alle keren ervoor glimlachte ze wanneer ze hem zag. Een teken van herkenning voor hem.

Zes weken later, op paasmaanda­g, reed hij voor het eerst terug naar zijn zoon. Een essentiële verplaatsi­ng want hij ging er boodschapp­en afgeven.

Daar stond hij dan. Op de dorpel, op veilige afstand. Zijn zoon had zijn kleindocht­ertje op de arm. Alleen: dit keer geen glimlach maar fel gehuil. Paniekerig klampte ze zich vast aan haar papa. “Van herkenning leek geen sprake meer”, zo schreef hij.

Nu vraagt hij zich af hoe lang het zal duren om de band met zijn kleindocht­er weer te herstellen. Om de vervreemdi­ng weer te doen omslaan in die zalige vrolijkhei­d. Want hoe langer corona onze samenlevin­g in zijn greep houdt, hoe groter de schade zal zijn, zo is hij bang.

Ik begrijp hem wel. Heel goed eigenlijk. Vorig jaar werd ik kort na mekaar meter van twee prachtige meisjes. Dochtertje­s van mijn zus en van mijn nicht. Ook ik zag hen voor het laatst nu meer dan vijf weken geleden. En geen essentiële verplaatsi­ng die me reden gaf om hen te gaan bezoeken. Ik krijg geregeld foto’s van hen doorgestuu­rd. Dat wel. Of we skypen en dan zie ik hen op het schermpje van mijn gsm. “Ze is precies weer gegroeid!” “Ja, als kool.” “Spaghetti!! Kan ze al spaghetti eten?!” Ik heb het gevoel van alles te missen. Een beetje zoals die droevige lezer eigenlijk. Alleen had ik er zelfs nog niet bij stilgestaa­n dat die twee lieve patatjes me misschien na zo’n lange tijd niet meer zullen herkennen.

Maar hé, beste meneer R. We moeten hier door. Dat zeggen ze ons toch elke dag. In tekst-, quote- of in liedjesvor­m. Het komt me stilaan de oren uit, die boodschap. Misschien omdat ze waar is. En wanneer we met z’n allen dat rottige virus de kop in hebben gedrukt, wacht ons een zee van tijd om door te brengen met die kleine prutsjes. Ze zullen ons snel weer gewend zijn. Snel weer glimlachen. En dit keer zal de oranje spaghettis­aus tot achter hun oren hangen in ons bijzijn. En dan zijn wij het, die daar een foto van nemen.

 ?? FOTO RR ?? Spaghetti!!
FOTO RR Spaghetti!!
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium