Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Supporters Francken en Jambon hopen op promotie voor OHL én Beerschot
“De oplossing: 18 clubs in 1A!”
In maart stonden ze met Beerschot en OH Leuven nog tegenover elkaar voor één plaatsje in 1A. Maar nu kunnen Jan Jambon (Beerschot) en Theo Francken (OHL) samen dromen van promotie. “Achttien clubs in 1A zou een goeie oplossing zijn”, vinden beide N-VA-politici.
Dit interview namen we af op 12 maart 2020, een dag voor in ons land de cafés sloten en de voetbalwedstrijden voor onbepaalde duur werden uitgesteld. Nog één keer konden Vlaams ministerpresident Jan Jambon en zijn partijgenoot Theo Francken elkaar jennen om wie er straks naar 1A zou stijgen. Beerschot had de heenmatch van de promotiefinale gewonnen - op het Kiel werd het 1-0 - en leek de beste papieren te hebben. Maar de coronacrisis zorgde voor een onverwachte wending van de AntwerpsLeuvense clash. Een werkgroep van de Pro League buigt zich over een voorstel om zowel Beerschot als OHL toe te laten in een competitie met achttien. Of met zeventien, als er nog een eersteklasser naast een licentie grijpt.
“Een competitie met achttien zou een goeie oplossing zijn”, zeggen Jambon en Francken. In plaats van een terugwedstrijd aan Den Dreef zouden beide ploegen dan twee keer tegen elkaar spelen op het hoogste niveau. Een scenario waar niemand op 12 maart van had durven te dromen. Toen was er nog sprake van een terugwedstrijd achter gesloten deuren. Een mogelijkheid waar Theo Francken toen al niets van wilde weten.
Theo Francken: “Als er niet met publiek kan worden gespeeld, moet er een wedstrijd komen op neutraal terrein zonder supporters en wordt de teller weer op nul gezet. Anders zijn we enorm benadeeld. Het is heel jammer voor Beerschot, dat de heenmatch heeft gewonnen. Maar het thuisvoordeel heeft altijd een invloed. In onze plaats zou Beerschot ook protesteren.”
Jan Jambon: “Ik wil daar minder polemisch over doen. De omstandigheden zijn veranderd. Je kan de spelregels niet veranderen tijdens het spelletje zelf.”
Theo Francken: “Dat is nu
gebeurd.”
Jan Jambon: “Nee, dat is niet waar. De omstandigheden zijn veranderd. Maar publiek of geen publiek heeft niets met de spelregels te maken. De competitie van 1B gaat om twee periodekampioenen. En als die niet dezelfde zijn, spelen die tegen elkaar een finale met een heenen een terugmatch. Ik heb begrip voor Theo’s standpunt, maar of dat nu zó een groot verschil is, met of zonder publiek… Het Beerschotpubliek is natuurlijk wel fantastisch.”
Als we sommige geruchten mochten geloven, zou Beerschot ook aan Den Dreef een halve thuismatch hebben gespeeld. Heel wat Beerschotfans waren aan kaarten geraakt voor de Leuvense vakken.
Theo Francken: “Klopt niets van. Ons stadion was uitverkocht en er waren 680 tickets voor Beerschotfans, net zo veel als de Leuvense fans op het Kiel hadden gekregen. Natuurlijk zou er hier en daar een Beerschotfan tussen de Leuvenaars hebben gezeten, om bij een vriend te kunnen zitten. Net zoals er op 8 maart Leuvenaars in de Beerschotvakken zaten. Maar dat ze in Leuven schrik hadden dat het een Beerschotmatch zou worden? Vergeet dat maar.”
Jan Jambon: “Als de match achter gesloten deuren op het scherm komt, kan ik misschien wel met Theo kijken.”
Theo Francken: “Nog zoiets. Als de match zonder publiek plaatsvindt, denk je dan dat iedereen braaf in zijn kot blijft? In Leuven zullen er mensen op straat komen om de promotie te vieren. Als Beerschot het haalt, moet de bus terug naar het Kiel en zullen daar duizenden mensen klaar staan. Is dat dan de manier om de coronacrisis te bestrijden?”
Jan Jambon: “Het is aan de overheid om op dat moment te beslissen of zoiets kan doorgaan of niet. De zaken evolueren snel. Je weet vandaag nog niet wat je morgen of overmorgen weet. Je maakt beslissingen met de informatie die je op dat moment hebt, met de steun van de wetenschappers.”
Meneer Jambon, hoe bent u supporter van Beerschot geworden?
Jan Jambon: “Ik was eerst supporter van Germinal Ekeren. Als jonge vader met twee zonen woonde ik in Mariaburg en dat ligt vlak bij Ekeren, op een kilometer van het Veltwijckpark. Niets zo plezant als een vader-zoon-moment op het voetbal. Ik met een pintje, zij met een cola. Germinal was een fenomeen dat in een minimum van tijd van eerste provinciale naar eerste klasse was gestegen. Een beetje zoals Beerschot, met dat verschil dat Beerschot nog altijd niet in 1A is geraakt. Onterecht trouwens. Twee jaar geleden tegen Cercle Brugge hadden we nooit een penalty mogen tegen krijgen.”
Wie was uw favoriete speler?
Jan Jambon: “Simon Tahamata, die er in zijn laatste jaren kwam spelen maar nog altijd de goochelaar was. En ook Marc Degryse, eveneens in zijn laatste jaren, maar die ook heel vaak voor het verschil tussen winst en verlies zorgde. Het probleem van Germinal Ekeren is dat er te weinig volk kwam kijken. In het laatste jaar voor de fusie wonnen we de beker, maar er was niets van ambiance rond het stadion. Voor ik getrouwd was, was ik fan van Genk en ben ik nog met vrienden een titel gaan vieren. Niet één procent van die sfeer was in Ekeren terug te vinden. Ik begreep de beslissing van het bestuur om te fusioneren met Beerschot. En ik heb mee de overstap gemaakt naar het Kiel. Met het GBA-verhaal hebben we ook prachtige momenten meegemaakt, met als kers op de taart die bekerwinst tegen Club Brugge.”
Hoe verdedigt u zich tegen de kritiek van de Antwerpfans dat Beerschot een product van fusies is?
Jan Jambon: “Niet. Ik heb nog nooit een Antwerpfan iets positief horen zeggen over Beerschot of vice versa. Die twee voetbalwerelden is de traditie van het
Antwerpse voetbal. Ik herinner me wel dat er 25.000 Antwerpenaars op de Heizel waren toen we de bekerfinale tegen Club Brugge speelden. Ik zou de Antwerpfans die daar tussen zaten geen pint willen betalen. Dan was ik failliet. Hetzelfde toen den Antwerp naar Wembley mocht gaan. Toen waren ze ook met 25.000 en daar waren ook Beerschotsupporters bij. Je hebt die folklore, maar uiteindelijk hoop ik dat de vrienden van Antwerp de bekerfinale nog mogen spelen én winnen. Het zou mooi zijn als we in Antwerpen in één jaar tijd de basketbeker van de Giants, de promotie van Beerschot naar 1A én de bekerwinst van Antwerp kunnen vieren.”
Meneer Francken, u bent ook een supporter van een jonge fusieclub.
Theo Francken: “OHL is opgericht in 2002. Ik kwam toen van de universiteit. Daarvoor was ik niet echt supporter van een club. Mijn broer zei altijd: als er een financieel gezonde fusieclub is in Leuven, dan neem ik een abonnement. Kom je niet mee? Vanaf de eerste dag, in derde klasse, was ik supporter. Toen we naar tweede gingen, heb ik een eigen supportersclub opgericht. Op Beerschot waren er, op een totaal van 680 supporters, 220 via onze fanclub naar Antwerpen gereisd.”
Wat is uw beste Leuvense herinnering tot dusver?
Theo Francken: “Kampioen spelen op den Antwerp. Dat kunnen er niet veel zeggen. Ik heb alle grote momenten meegemaakt. Toen ik staatssecretaris werd, ben ik wel minder naar uitmatchen beginnen gaan. Nu ga ik soms ook met mijn zoon. Niet langer alleen in het staanvak, maar in de zittribune. Het is een andere belevenis, maar je ziet wel beter. Ik heb alle promoties meegemaakt, maar ook alle degradaties. Het is wisselvallig geweest.”
“Die buitenlandse eigenaars, ik heb het daar moeilijk mee. Wat als zo’n mecenas de boel verkoopt?” Theo Francken Supporter OH Leuven “Het zou mooi zijn als we in Antwerpen in één jaar tijd de basketbeker van de Giants, de promotie van Beerschot naar 1A én de bekerwinst van den Antwerp kunnen vieren.” Jan Jambon Supporter Beerschot
“Als overheidsgeld ten goede komt aan een goeie jeugdwerking, valt er iets voor te zeggen. Als het dient om voor de grote vedetten een mooiere auto te kopen, dan niet.” Jan Jambon Supporter Beerschot
Moet een supporter kunnen afzien?
Jan Jambon: “Op het Kiel zijn er nog altijd oude supporters die de glorietijden van Beerschot hebben meegemaakt. Wat die mensen de voorbije decennia hebben doorgemaakt… Supporter zijn, is leven en sterven.”
Het laatste faillissement kwam er door toedoen van een Leuvenaar, Patrick Vanoppen.
Theo Francken: “Daar wijden we beter niet al te veel over uit. Leuven heeft ook al veel meegemaakt. Na de tweede degradatie is de club in buitenlandse handen terechtgekomen. Ik werkte toen aan een lokaal alternatief met een groep Vlaamse ondernemers die er opnieuw een Vlaamse familieclub van wilden maken. Mijn broer zat daar mee in, maar Louis Tobback zag het niet echt zitten, denk ik. Uiteindelijk konden we ook niet op tegen een van de rijkste mensen van Azië. We hadden ook geen 5 miljard of zo.”
Leuven is nu Thais, Beerschot heeft een Saudische aandeelhouder. Is dat wel een goeie zaak, al die buitenlandse investeerders in 1B?
Theo Francken: “Ik juich dat niet toe, maar het is de realiteit. Clubs hebben geen andere keuze.”
Jan Jambon: “Er gaat gewoon enorm veel geld om in het voetbal. Ten eerste moet je iemand vinden die zegt: ik wil daar mijn
geld in steken. Daarnaast moeten die ook de club blijvend kunnen ondersteunen. Wat voor ons grote bedragen zijn, zijn voor die Saudische prinselijke mensen maar een topje van de ijsberg. Gezonde Vlaamse ondernemers zullen niet snel in het voetbal investeren, omdat het een riskante business blijft.”
Verandert dat iets voor jullie als supporter?
Theo Francken: “Ik heb het daar wel moeilijk mee gehad, ja. In Leuven merk je dat er een deel van de ziel weg is. Ik heb het dan vooral over het kmo-gebeuren. De loges waren altijd vol, die beleving is weggevallen. Pas nu de resultaten weer iets beter zijn, merk je dat het voorzichtig weer op gang begint te komen. Maar we hebben wel diep gezeten.”
Jan Jambon: “Bij Beerschot heeft de Saudische prins 75 procent van de aandelen, maar het management is Vlaams gebleven.”
Theo Francken: “Het probleem blijft dat je leeft bij gratie van een rijke geldschieter. Kijk naar Oostende, dat voor zijn licentie moet vechten na het vertrek van
Marc Coucke. Of naar Lierse, waar het verhaal met de rijke mecenas slecht is afgelopen. Alle respect voor onze Thaise eigenaar, maar hij heeft ook een Premier League-club (Leicester,
red.) en beschouwt ons als een satellietclub. Als hij morgen vertrekt, is het gedaan met OHL. Dan zitten we nog dieper dan ooit tevoren, want wie kan ons dan nog overnemen? Dan is het gelijk faillissement. Je kan het vergelijken met een aandelenportefeuille. Al je geld op één aandeel zetten, is ook niet verstandig. Daarom had ik het beter gevonden met een groep van twintig aandeelhouders te investeren in OHL. Als er dan een moet afhaken, kunnen de anderen het overpakken. En het gaat dan ook nog eens om lokale bedrijven die kunnen groeien, samen met OHL. Wat heeft die voorzitter er aan dat heel het stadion vol hangt met King Power? Dat zijn winkels in luchthavens in Azië waar weinig OHLsupporters ooit zullen komen. Zijn investering is puur hobbyisme. Of misschien fiscaal interessant, als satelliet voor Leicester. Maar ik ben supporter en dan kan je niet anders dan slikken en je club blijven steunen. En hopen dat ze naar 1A gaan, want de Thai gaat misschien geen geld blijven pompen.”
Jan Jambon: “Voor elke club is het van belang te kunnen promoveren. Onze vrienden van Antwerp hebben dertien jaar lang in tweede klasse gezeten. Dat is ons stamnummer. Wij hadden gehoopt om evenveel jaren als hun stamnummer in 1B te blijven (Antwerp heeft stamnummer 1,
red.). Op een penalty na was het bijna zover. Het is de derde keer dat we de finale hebben bereikt. Hopelijk is het nu derde keer goeie keer.”
Beerschot is als vijfde geëindigd in de reguliere competitie. Ben je dan de terechte stijger?
Jan Jambon: “Ik vind die 1Bcompetitie niet goed. Acht ploegen die vier keer tegen elkaar spelen, dat is niet leuk. Maar het zijn wel de spelregels waarmee je aan de start gekomen bent. Je bent niet verplicht om aan de start te komen. Maar als je meedoet, moet je wel de regels aanvaarden. Die bepalen dat de kampioenstitel van nul en generlei waarde is. Heel eigenaardig, maar zo is het nu eenmaal. Ik hoop dat 1B omgevormd wordt naar een reguliere competitie met zestien ploegen, die telkens een heen- en een terugmatch spelen. En de kampioen gaat naar 1A. Waarom maakt men het altijd zo ingewikkeld?”
Beerschot had vorig jaar de plaats van KV Mechelen kunnen innemen.
Jan Jambon: “Beerschot had in 1A moeten spelen. Maar het jaar daarvoor ook al. Dat is voetbal. Of het nu de scheidsrechter op het veld is of een beroepsinstantie naast het veld, de beslissing is genomen. Dan kan je daar lang blijven over jeremiëren, het is belangrijker op het sportieve te concentreren.”
Hoe kijken jullie naar de fiscale en de sociale kortingen die de voetbalclubs ontvangen?
Jan Jambon: “De link met het jeugdvoetbal moet groter worden. Als overheidsgeld ten goede komt aan een goeie jeugdwerking, valt er iets voor te zeggen. Als het dient om de grote vedetten nog een mooiere auto te laten kopen, dan niet.”
Theo Francken: “Er moeten ook reglementen komen om meer binnenlandse spelers op het blad te zetten. Dat bestaat nu al, maar het mag nog meer worden. Zoals
Athletic Bilbao met alleen Basken speelt - vind ik knap. Want als je investeert in jeugdopleiding, moeten die jongeren ook kansen krijgen. Op topniveau stellen we vaak onze eigen jeugd achter tegenover de zoveelste goedkope speler uit Nigeria.”
Onze toppers spelen in het buitenland.
Theo Francken: “Eden Hazard zal nooit bij ons spelen, maar ik heb het over het niveau daaronder. Degelijke Vlaamse voetballers.”
Zijn er wel genoeg ‘degelijke’ Belgische spelers? Hoe meer je verplicht Belgen op het wedstrijdblad te zetten, hoe duurder ze worden. Het aanbod is schaars.
Theo Francken: “Daarom moet je net verbreden en investeren in jeugd. Ik hoor de clubs al jaren zeggen dat ze vrezen dat het niveau zal zakken als de RSZ- en fiscale voordelen verdwijnen. Maar ik wil het allemaal nog wel zien.”
Dromen jullie stiekem van een Vlaamse competitie?
Jan Jambon: “Daar zit je met het probleem dat de UEFA alleen maar landen aanvaardt - op de
home countries Engeland, Schotland, Wales en Noord-Ierland na. Maar je kan perfect een competitie organiseren Waals en Vlaams en dan de kampioenen in onderlinge matchen laten uitmaken wie de kampioen van België is. Hetzelfde met de beker.”
Theo Francken: “Je kan alles confederaal organiseren. Dat hebben we in België al genoeg bewezen. Maar zet nu niet in de titel van je stuk dat wij vinden dat er een Vlaamse competitie moet komen. Ik lig er niet wakker van en ik heb er ook niet over nagedacht. Ook de Rode Duivels laat het maar allemaal bestaan. We hebben in dit land grotere prioriteiten dan ons voetbal te confederaliseren.”
Jan Jambon: “Sport is vandaag in grote mate gefederaliseerd.”
Theo Francken: “Ik ben nog raadgever sport geweest in het kabinet van Geert Bourgeois. Ik herinner me een discussie in het Vlaams Parlement waar de Belgische voetbalbond weigerde te komen. Er was consternatie omdat we vroegen dat een Vlaamse federatie zou instaan voor de competitie vanaf eerste amateur. Dat zorgde toen voor spanningen binnen de regering. Vandaag is dat een realiteit.”
Wat heeft voetbal jullie bijgebracht?
(Samen) “Vriendschap en camaraderie.”
Theo Francken: “Ik zit in een WhatsApp-groepje met andere supporters, sinds die promotiematchen is die ontploft.”
Jan Jambon: “Ook op het kabinet is er spanning. De grote baas van het departement cultuur en media, Luc Delrue, is een hevige OHL-supporter. Maar alles blijft in een vriendschappelijke sfeer. Daarvoor dient het ook. Het is leuk om elkaar te kunnen plagen.” BART LAGAE