Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Hoge opkomst in stedelijke scholen
In de basisscholen van het stedelijk onderwijs was maandag zo’n 96% van de zesdejaars aanwezig. In het secundair lag de opkomst rond de 90%. Enkel in het eerste en tweede leerjaar was een lagere opkomst van zo’n 70%.
Alle 88 stedelijke scholen in Antwerpen die contactonderwijs organiseren, zijn maandag veilig en vlot opgestart. De voorbereidingen zijn gecoördineerd en professioneel verlopen, waardoor er weinig bijsturingen nodig waren. In het secundair onderwijs is de opkomst groot. Gemiddeld liggen de cijfers rond en boven de 90%. In het basisonderwijs is de opkomst voor de leerlingen van het zesde leerjaar nog hoger. Daar verwelkomden de stedelijke basisscholen zo’n 96% van de kinderen terug. In het eerste en tweede leerjaar is de opkomst ook goed, maar schommelen de aanwezigheden. In een minderheid (11%) van de scholen is een lagere opkomst vast vastgesteld: zo’n 70% van de leerlingen zit er terug op de schoolbanken. “De reden voor afwezigheid is vooral ziekte of het behoren tot een risico groep, maar ook heel wat ouders laten hun kind thuis vanwege de angst voor het coronavirus”, zegt onderwijsschepen Jinnih Beels (sp.a). “Onze scholen blijven hun afwezige leerlingen nauwgezet opvolgen. Daarnaast zetten ze ook alles op alles om de ouders gerust te stellen en hen op het hart te drukken dat de school een veilige omgeving is.”
Beels bezocht dinsdag ook één van de elf extra noodopvanglocaties in de stad. Ze trok naar Vizit, de jeugddienst Wilrijk in de Heistraat waar sinds maandag een twintigtal leerlingen wordt opgevangen. Scholen die aangeven dat ze niet genoeg ruimte hebben om de noodopvang te voorzien, kunnen gebruikmaken van de voorzieningen van de stad. “En ik wil de scholen ook oproepen daar gebruik van te maken als het nodig is”, zegt Beels. “Liever dat dan leerlingen te weigeren. Ook ouders die op hun tandvlees zitten, moeten de kans krijgen hun kind naar de opvang te brengen. Nog niet alle elf locaties zijn operationeel, omdat de vraag nog niet zo groot is. En indien nodig kunnen we de capaciteit ook nog verhogen.”