Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Vieren in de schaduw van de Heizel
Vier Antwerpfans geraken tot op 100 meter van het Koning Boudewijnstadion
Royal Antwerp FC beleefde een historische avond in Brussel. Na 28 jaar won het nog eens de Belgische beker in een op vips en pers na leeg stadion. Maar in een café tegenover het Koning Boudewijnstadion troffen we een kwartet rood-witte herauten. Met zijn vieren vierden ze voor 20.000. En wij vierden mee.
De supportersclans van Antwerp en Club Brugge hadden de richtlijnen uitstekend in de oren geknoopt. Ze volgden de bekerfinale, zoals gevraagd, netjes in de eigen regio. Eén kink in de kabel slechts. Rond een uur of zes zaterdagavond pakte de Brusselse politie drie jonge Antwerpsupporters op, tieners nog, ongeveer ter hoogte van metrostation Bockstael, twee kilometer ten zuiden van het Koning Boudewijnstadion. Ze hadden boksbeugels op zak en dat komt hen straks op een klacht voor verboden wapendracht te staan.
“Je gelooft het niet, maar die mannen hadden op Facebook laten weten dat ze ‘eraan kwamen’”, zei de Brusselse commissaris Daniël Van Calck. Hij schudde vol onbegrip het hoofd. Van Calck is een ervaren rot in het vak. Zijn eerste wedstrijd als agent in het Koning Boudewijnstadion, toen nog bekend als ‘de Heizel’, was de finale van de Champions League tussen Liverpool en Juventus in 1985. U weet vast nog hoe die afliep.
De commissaris nam ons mee naar het commandocentrum van de Brusselse politie, vlak bij het stadion. Tijdens de betoging van de foorkramers in Brussel vorige vrijdag zat hier meer dan twintig man in opperste concentratie de gebeurtenissen te volgen. Als het er echt om spant, komt ook de Brusselse burgemeester Close naar hier en kan de aanwezigheid in dit crisiscentrum oplopen tot een agent of zeventig. Maar tijdens de bekerfinale van zaterdagavond zaten er welgeteld acht agenten, zonder al te veel stress, een fractie slechts van het aantal dat er zou gezeten hebben als ook supporters in het stadion waren toegelaten.
“Slechtst denkbare finale”
“Brugge tegen Antwerp, dat was voor ons de slechtst denkbare finale”, zei Van Calck, die tijdens zijn carrière al tientallen wedstrijden op de Heizel in goede banen moest leiden. “Ze hebben allebei zeer fanatieke supportersclans met een historische afkeer van elkaar. Maar toen kwam corona en het verbod op toeschouwers. Wij hebben de voorbije weken onze informatie ingewonnen en we verwachten geen problemen.”
Die informanten hadden hun werk goed gedaan. Problemen kwamen er – op die drie idioten na – niet. Voor de hoofdtribune in de Houba De Strooperlaan en rond het stadion patrouilleerden al van in de vooravond continu agenten te paard, per brommer en per combi. Af en toe controleerden ze de papieren van mannen die eruitzagen alsof ze een supporter zouden kunnen zijn. Daar bleef het bij. De Belgische voetbalbond had dertig Antwerpse en dertig Brugse stewards opgevorderd, naast een hoop stewards van andere ploegen, om de volledig door hekken afgesloten perimeter rond het nationale stadion te bewaken. Om 16u waren ze al op post om te beletten dat waaghalzen over de hekken zouden kruipen.
Zij aan zij met de ‘vijand’
Zeven volle uren stonden die stewards pal. Werkloos. De finale, geen 50 meter van waar ze stonden, moesten ze in de mate van het mogelijke online volgen. Soms zij aan zij met een collega van de ‘vijand’, zoals Rafaël (van Antwerp) en Fernand (van Brugge) die samen broederlijk de wacht hielden aan de hoofdingang van het stadion. Die bleef de hele dag hermetisch afgesloten. Er was slechts één toegangsweg en van iedereen die de zeer streng bewaakte zijstraat insloeg – zowel spelers, bestuurslui als stewards – werd eerst de temperatuur gemeten.
Van een ouderwetse bekersfeer kon op die manier nooit sprake zijn. Zelfs in de cafés in de Houba De Strooperlaan waren alleen een paar vaste klanten op post. Tot ongeveer vijf minuten na de start van de match in café Forum op de hoek met de Amandelbomenlaan vier Antwerpsupporters vol vertrouwen het eerder schrale pand binnen schreden. Ondanks de vele aanmaningen om dat niet te doen, waren ze zaterdagochtend met de trein naar Brussel vertrokken en hadden zich vanuit station Brussel-Noord te voet via de Antwerpsesteenweg – duh! – een weg noordwaarts naar de Heizel gebaand. Onderweg waren ze – zoals dat hoort op de dag van een bekerfinale – bij elke afspanning gestopt. En in elke tussenstop hadden ze, zoals de wetten van de contact tracing dat vereisen, hun namen en telefoonnummers opgegeven.
Laszlo, Jos, Stefaan en Harry
En zo bereikten Laszlo Fazekas, Jos Van Riel, Stefaan Leleu en Harry Cnops al in min of meer hogere sferen in hun eindhalte. Er was een groot scherm met een Franstalige commentator, er waren drie Brusselse locals, er was een blonde serveuse en er was bier. Meer ingrediënten had deze historische bekerfinale niet meer nodig. Zeker niet toen het favoriete team van Laszlo, Jos, Stefaan en Harry – waar hadden we die namen al eens eerder gehoord? – verdiend op voorsprong kwam en die voorsprong niet meer afgaf.
“Waar zijn al die andere supporters op deze onvergetelijke avond?”, vroeg Harry zich af. “En waar zijn die van Brugge?”, riep Jos. Nergens te bespeuren. De vier lieten het niet aan hun hart komen. Ze hadden hun ploeg misschien niet live in het stadion mogen aanmoedigen, maar ze wisten één ding zeker: die elf jongelui die op 100 meter in vogelvlucht van café Forum de Beker van België hadden veroverd, konden niet anders dan de nabijheid van hun hartenklop gevoeld hebben.