Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Uitbaatster Au Daringman met roots in Aartselaar: “Een broeihaard? Ik ken niemand die ziek is”
Sint-Jans-Molenbeek is dé coronahotspot van ons land. De afgelopen twee weken raakten daar gemiddeld 841 mensen per 100.000 besmet. In de Spaanse hoofdstad Madrid, de andere hotspot van Europa, stond dezelfde teller gisteren op 591 en daar zijn verschillende buurten in lockdown. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest trof verregaande maatregelen. Cafés, koffiebars en feestzalen moeten er minstens een maand sluiten. Maar voorlopig is het business as usual in Molenbeek. Coronaproof, aan de vlakte toch.
“Wacht ... ik doe mijn mondmasker aan. En afstand houden! Ik ben een risicopatiënt.” Ahmed (76) klinkt streng, maar een lapje stof kan zijn pretoogjes niet verbergen. “Ik was maar aan het lachen. Ja, ja... corona. Ik heb het gelukkig nog niet gehad, Insjallah. Maar dat we het nu open lucht in sommige straten moeten dragen? Dat vind ik toch wat overdreven.”
De cijfers vertellen een ander verhaal. Op de Europese coronakaarten kleurt een land bloedrood zodra de drempel van 120 besmettingen per 100.000 inwoners overschreden wordt. Voor Molenbeek zou met een tweewekelijks gemiddelde van 841 besmettingen een geheel nieuwe kleur aan de orde zijn. Het deert Ahmed niet. “Ze overdrijven, meer testen hé.”
Ook heeft hij naar eigen zeggen andere katten te geselen. Namelijk de coronaboete van zijn kleinzoon. “250 euro, dat is twee weken aan boodschappen. Ik word daar boos van. Vandaar dat ik aan het wandelen ben, om af te koelen. We zijn met veel thuis.”
Met de gordijnen dicht
Het is rustig op straat. Wie door Molenbeek wandelt, kan geen eenduidige oorzaak van die dramatische besmettingscijfers zien. De mondkapjes worden gedragen en mensen houden veelal afstand. Voor de buurtwinkel schuiven ze aan en in de theehuizen zit binnen geen kat.
Omstreeks de middag wordt het drukker aan de schoolpoorten. Op een boogscheut van de Gemeenteplaats staat een mierenhoop van keuvelende ouders, maar wel op anderhalve meter. Ideaal? Neen, maar ook niet bepaald een superspreader-event.
“Ik ben aan het wachten op mijn zoon”, zegt Khder Hamza (37). “Ik ben iets meer dan een jaar geleden uit Syrië naar hier gekomen en mijn Frans is nog niet zo goed, maar dat van mijn zoon (11) wel. Hij kijkt naar het nieuws op RTBF en vertaalt dat dan. Zo weet ik wat ik moet doen.”
Dat het zo erg gesteld is met de cijfers in Molenbeek wist hij niet, maar dan komt zijn zoon met goede punten en vergeet hij de pandemie. De lange rij aan het gemeentelijk testcentrum bewijst nochtans het tegendeel.
Waar komen die bloedrode cijfers dan toch vandaan?
“Op straat en in de winkels moet je het niet gaan zoeken”, zegt een visboer die zijn naam liever niet in de krant wil. “Ze zien de borden ‘mondmasker verplicht’ en de sociale controle is immens.”
Hij groet een voorbijgangster en wijst naar haar neus. Ze fatsoeneert haar masker en verontschuldigt zich. “Kijk, dat is dus niet goed, maar ook niet hét grote probleem. De mensen raken besmet als de gordijnen dichtgaan en als het gezellig wordt. Thuis dus. Het gros van de mensen hier zijn erg sociale familiemensen.”
Inkomen verdampt
De straathoekwerkers die we contacteren, reageren gepikeerd op die suggestie. “Het coronaprobleem in Molenbeek is een socioeconomisch probleem”, klinkt het. “Het valt niet te culturaliseren. Hoe graag sommigen dat ervan willen maken.”
Abdel Hadnan (45), opvoeder en straathoekwerker bij jeugdwerking D’Broej Centrum West, is een van de weinige sociale werkers die ons wel te woord wil staan. “In maart lachten de mensen het weg. Intussen kent iedereen wel iemand wiens grootmoeder of -vader is overleden. Ze nemen het au sérieux.”
Als Molenbeek bloedrood kleurt, is er nu geen culturele, maar een socio-economische oorzaak. “Grote gezinnen, kleine appartementjes. Ouders, grootouders, kinderen en kleinkinderen samen. Dan gaat het snel. Boven
Khder Hamza
“Mijn Frans is nog niet zo goed, maar dat van mijn zoon wel. Hij kijkt naar het nieuws op RTBF en vertaalt dat dan. Zo weet ik wat ik moet doen.”
dien hebben veel mensen hier de luxe niet om van thuis uit te werken. Velen hebben jobs die afhangen van shiftenpremies of nachtvergoedingen. Als ze ziek worden, zien ze een groot deel van hun inkomen verdampen. Dan ga je sneller ‘toch maar werken’ met een hoestje. Het is maar een verkoudheid, denken ze dan. Met alle gevolgen van dien.”
“Molenbeek, hein”
Terug op de Gentstesteenweg kijken twee stadswachten verveeld voor zich uit. “Hier op straat? Daar is het ça va”, zegt de ene. “Als ik iemand moet aanspre
ken om zijn masker, protesteren ze niet al te hard.”
Zijn collega valt hem bij. “Pas op, er zijn er genoeg met nen franken
teut. Maar ja, ça c’est Molenbeek, hein.”
De twee mannen zien een groepje vrouwen zonder mondkapje en gaan eropaf. Ze wimpelen het duo af en lopen (uit)lachend door. Opnieuw: “Ben voila, ça c’est
Molenbeek.”
Ze zuchten en gaan van verveeld naar moedeloos. “De mensen kunnen hier lelijk doen, maar het is erger geworden. Mentaal gaat het niet goed met de mensen. Ze zijn corona zo beu als iets en er gaat een moment komen dat iedereen foert zegt. En dan gaan we het allemaal krijgen.”