Gazet van Antwerpen Stad en Rand

Ik ben een labbekak

- Mischa Bludts

Indien u hier mijn stukjes eerder al heeft gelezen, dan trap ik een open deur door te stellen dat ik een beetje een watje ben. Zeg maar gerust een labbekak. Zo zal ik tijdens een bezoek aan een pretpark, terwijl vrouwlief en haar zus enthousias­t plaatsneme­n in een karretje dat herhaaldel­ijk over de kop gaat, altijd met mijn schoonbroe­r (ook een vijg) en petekindje­s veilig op begane grond wachten. Iemand moet toch de sandwiches met kaas en Kabouter Plop-worst uitdelen?

Gelukkig ben ik dus niet de enige labbekak. Dat bleek toen ik eerder met een fotografe op Luchtbal een reportage maakte over koorddanse­rs die er tussen twee torenflats het noodlot tartten. We moesten helaas – we hebben allebei hoogtevree­s – naar het dak van zo’n toren en toen een van de waaghalzen zich daar nonchalant schrijling­s over de balustrade zette, sprongen we van de schrik net niet in elkaars armen. Hoe mijn collega erin slaagde om scherpe foto’s te maken, is me een raadsel.

Ook toen ik verhalen las over dealers die hier in de buurt kwistig met handgranat­en in het rond zwieren en ook al eens een kalasjniko­vs bovenhalen, brak het koud zweet me uit.

Mijn echtgenote probeerde me te kalmeren: “De meeste aanslagen vinden in Deurne plaats, niet in Borgerhout.” “Ja, maar ze vergissen zich regelmatig van adres, soms zelfs van postcode”, piepte ik, terwijl ik me afvroeg waarom we onze anonieme voordeur nog niet hebben vervangen door een faux-antiek houten exemplaar, de gevel voorzien van een klimplant en zo de boodschap “hier woont culturele middenklas­se met ruimte voor een bakfiets, niet het laatste model van Audi” konden uitdragen. Recent moest ons katertje Poes Willis naar de dierenarts in de Kerkstraat voor het rituele balletjes-knippen. Ik was er het hart van in en leefde met het beestje mee. Net zoals mijn vader destijds, toen zijn broer naar de tandarts moest en hij zelf door pure stress flauw viel. “Moet ik mee naar de dierenarts?”, vroeg ik met mijn gebruikeli­jke gepiep. “Natuurlijk niet. Maar het is heel belangrijk dat je hem op voorhand geen eten geeft. Zelfs niet als hij honger heeft en zielig komt zagen.”

Toen ik tijdens de nacht voor zijn ontmanning naar het toilet moest trof ik in de badkamer een hongerige, heel zielige Willis aan. “Een paar brokjes kunnen toch geen kwaad, nu je nog even een echte man bent?”, dacht ik en ging op zoek naar kattenvoer. Maar dat had mijn echtgenote op voorhand grondig verstopt. Ze weet maar al te goed dat ik een labbekak ben.

 ?? FOTO RR ??
FOTO RR
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium