Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Ik de vrouwelijke Van der Poel? Een beetje wel, ja”.
Nederlands, Europees en wereldkampioene: Ceylin del Carmen Alvarado (22) is de beste veldrijdster van het moment. Top op de fiets, maar ook ernaast. Altijd goedlachs en dankzij haar Dominicaanse roots – zwarte krullen, grote bruine ogen en kuiltjes in de wangen – heeft ze ook een behoorlijk babegehalte. “Onder vakantiefoto’s in bikini zie ik soms zo’n commentaren verschijnen, maar altijd respectvol. Zo is het prima.”
De Nederlandse dominantie in het vrouwenveldrijden is immens. Na elke cross in dit prille seizoen klonk het Wilhelmus, vaak meegezongen door het voltallige podium. Maar tot spijt van Worst, Brand, Betsema en co steekt er eentje bovenuit: Ceylin del Carmen Alvarado. De nummer één van de wereld kan zondag in Merksplas al haar vijfde seizoenszege pakken.
Waar gaat het stoppen?
“Ik hoop nog lang niet. Ik wil dit seizoen mijn wereldtitel verdedigen, klassementen winnen en zo veel mogelijk crossen op mijn palmares zetten.”
Waarin ben je beter dan de concurrentie?
“Goh... Ik kan heel lang heel hard afzien. Mijn behendigheid is ook een troef. Mijn sprint is goed, maar die van Annemarie Worst ook, bijvoorbeeld.”
Wat kan er nog beter?
“In de zware wedstrijden zoals de Koppenbergcross moet ik nog progressie boeken. Door ouder te worden, zal ik meer inhoud kweken, zodat mijn motor groeit.”
Je weegt ongeveer 51 kilogram. Kristof De Kegel, performance manager van Alpecin - Fenix, omschrijft je als “een springveer”. “Als Kristof dat zegt, zal het wel kloppen. Die explosiviteit heb ik
altijd gehad, genetisch. De lenigheid ook, maar vraag nu niet om hier even een split te demonstreren. Dat lukt niet.”
Wat vind jij ervan dat het vrouwenveldrijden wordt gedomineerd door Nederland? “Dat laat mij koud. Ik ben vooral bezig met mezelf, niet met de andere vrouwen.” Wie is jouw beste vriendin in het veldritcircuit?
“Ik heb niet echt een beste vriendin... Oei, dat klinkt zielig.
(lacht uitbundig) Ik denk dat ik het goed kan vinden met alle andere veldrijdsters. Ik sla met iedereen wel eens een praatje, maar daar blijft het bij. Ik heb geen specifieke buddy, als je dat wilde weten.”
En Sanne Cant?
“We hebben niet vaak contact. We hebben ook een andere trainer. In de zomer waren we wel ploegmates op de weg en dat klikte.”
De Belgische vrouwen krijgen de laatste weken kritiek door de zwakke prestaties. Terecht?
“Ik snap de kritiek wel, maar de criticasters zouden eens in de schoenen van de Belgische vrouwen moeten staan. Het is lastig om tegen dat Nederlandse blok op te tornen.”
Heb je medelijden met hen? “Neen.” Heb je er al met Cant over gepraat?
“Ook niet. Deze ommezwaai zat er al een tijdje aan te komen. Sanne was jarenlang de beste, maar nu is een generatie aan zet die het niveau nog een stukje omhoog heeft geduwd. Sanne is ook niet meer van de jongsten. Ze zal niet veel meer verbeteren, wij groeien nog elk jaar.”
Wat ook exponentieel groeit, zijn jouw volgers op Instagram. Ken je het aantal?
“Boven de 60.000?”
66.300. Vind je dat niet veel?
“Er zijn sporters met miljoenen volgers, maar voor een meisje van 22 die aan veldrijden doet, is het best wel veel.”
Probeer je bewust volgers aan te trekken? “Neen. Ik ben geen influencer.”
Mag ik stellen dat jouw babegehalte met dat hoge aantal volgers gelieerd is?
“Mijn wat?”
Dit doe je met opzet: babegehalte.
“Oei.” Dat is niet oei.
“Ik vind het raar om dat over mezelf te zeggen en wil mij zeker niet zo benoemen. Smaken verschillen, maar ik heb onder mijn foto’s op Instagram wel al een paar commentaren in die trend zien passeren. Blijkbaar vinden sommige mannen mij wel aantrekkelijk.”
Hou je daar rekening mee tijdens het nemen van vakantiefoto’s?
“Totaal niet. Ik wil gewoon leuke vakantiekiekjes maken. Of ik nu in een bikini of een jurkje op de foto sta, dat gebeurt onbewust. Zolang de commentaren op de foto’s respectvol zijn, vind ik het allemaal prima.”
Je hebt Dominicaanse roots. Toen je vijf was, verhuisde je met je gezin naar Nederland. In vorige interviews zei jouw vader dat er in het begin wel eens nare woorden vielen. Heb je tijdens wedstrijden ooit te maken gehad met racisme?
“Eigenlijk niet. Ik ben er ook nooit mee bezig geweest.” In het veldrijden maken supporters geen oerwoudgeluiden, zoals in het voetbal? “Gelukkig niet.” Sta je achter de Black Lives Matterbeweging? “Het is goed dat mensen hun mening kunnen ventileren. Ik ben voor gelijke rechten.” Maar je gaat voor een wedstrijd niet knielen, zoals Lewis Hamilton in de Formule 1? “Neen. Dat zou nogal moeilijk zijn met onze fiets en klikpedalen.”
Naast veldrijden ben je ook steengoed in mountainbiken. Deze zomer won je bij de beloften de wereldbeker in Nove Mesto en pakte je brons op het WK.
“Totaal onverwacht. Het was het eerste jaar dat ik mij op mountainbike heb toegelegd. Ik startte helemaal achteraan en voor ik het wist, stond ik op het podium. Maf.”
“Sanne Cant was jarenlang de beste, maar nu is een generatie aan zet die het niveau nog een stukje omhoog heeft geduwd.”
“Babegehalte? Ik vind het raar om dat over mezelf te zeggen en wil mij zeker niet zo benoemen.”
“Mountainbike of veldrijden? Mountainbike heeft meer funfactor. Het parcours is uitdagender en technischer. Het geeft meer kick.” Ceylin del Carmen Alvarado
Je maakt een doel van de Spelen van 2024, maar in de wandelgangen hoor ik dat je ook denkt aan Tokio volgende zomer.
“Dat is een stille ambitie. Tot nu.
(lacht) Het is niet onmogelijk. Nederland mag twee rensters afvaardigen. Ik denk dat ik mij kan kwalificeren voor het tweede ticket, maar van alle vier de kandidates heb ik de minste ervaring. Ik heb nog nooit een mountainbikewedstrijd gereden bij de elite vrouwen. Het is ook voor de bondscoach niet eenvoudig om zo’n risico te nemen. Hij kan misschien beter op veilig spelen door een ervaren renster mee te nemen. De vraag is: wil ik het zelf? Wat moet ik ervoor doen en laten? Ik wil niet gaan om de hoop te vullen, maar om te presteren.”
Afgaand op je rondetijden op het WK bij de beloften was je bij de elite bij de eerste tien geëindigd.
“Oh ja? Da’s niet verkeerd, maar laten we eerst de veldritwinter afwachten.”
Als je moet kiezen: veldrijden of mountainbike?
“Mountainbike heeft meer funfactor. Het parcours is uitdagender en technischer. Het geeft meer kick. Ook het deelnemersveld is internationaler.”
En wegwielrennen?
“De minst leuke van de drie disciplines. Het duurt zo lang. Soms uren wachten in het peloton en dan sprinten, echt saai.”
Nochtans zou je in de lente graag willen debuteren in de Strade Bianche.
“Ik wil het graag proberen, maar vraag me niet naar mijn ambities. Ik heb geen idee hoe het eraan toe gaat of wat het niveau is.”
Op het Nederlands kampioenschap werd je 21ste. Hoe moeten we die prestatie kaderen?
“Het was mijn eerste wegwedstrijd van het seizoen. Ook de eerste keer dat ik tegen toppers als Annemiek van Vleuten en Anna van der Breggen koerste. Zij zijn nog een pak sterker. Ik kon aanklampen tot de voorlaatste ronde. Logisch. Ik was nog in voorbereiding en er werd serieus doorgetaft. Ik heb afgezien.”
Je woont samen met je vriend, de Belgische wegrenner Roy Jans. Is het een voordeel om met een mannelijke profrenner te kunnen trainen?
“Ja en neen. Als ik op het vlakke in het wiel van Roy zit, rijd ik rapper dan normaal en word ik beter. Als ik zou gaan trainen met andere vrouwen, zou het tempo toch wel drie kilometer per uur lager liggen. Bergop ligt zijn tempo dan weer iets te hoog, waardoor ik te hoge wattages moet trappen. Mannen hebben nu eenmaal meer kracht. Maar de reden dat ik ga trainen met Roy is niet om beter te worden. Samen trainen is gewoon leuker. Het maakt het minder saai.”
Veldrijden, mountainbiken, de weg... De Kegel zegt dat jij dicht aanleunt bij de vrouwelijke versie van Mathieu van der Poel.
“Dat heb ik al vaker moeten aanhoren. Het klopt wel een beetje. Ik denk dat we in vele opzichten een beetje op elkaar gelijken: de manier van koersen, goedlachs, down-to-earth, nuchter en zeker het killerinstinct.”
Podium of jodium.
“Ja. Een pitbull. Eenmaal het startschot klinkt, is het verstand op nul en all or nothing.”
Je bent geen pretje na een nederlaag.
“Klopt. Het komt erop aan zo weinig mogelijk te verliezen.”
Dan ben je goed bezig.
“Hopelijk lukt het in Merksplas opnieuw.”