Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“We zijn triestig, maar ook ergens blij: moeder was maar vijf dagen weduwe”
Reporter Paul Demeyer verloor zijn ouders, die vorige week overleden aan corona
Tijdens de eerste lockdown in maart beschreef Paul Demeyer, reporter van onze zusterkrant Het
Nieuwsblad, nog hoe het voelde om zijn ouders niet te mogen bezoeken in het woonzorgcentrum Vincenthove in Roeselare. Bij het weerzien in mei vierden ze dat iedereen de eerste golf had overleefd. Maar nu zijn Pauls ouders allebei aan corona overleden, in vijf dagen tijd. “Ik hoop dat dit verhaal troost biedt aan families die momenteel hetzelfde meemaken.”
Maandagnacht om 2.30u kwam het telefoontje van het rusthuis. “Meneer Demeyer. Paul. Sorry voor het storen, maar jouw vader is daarnet overleden. Hij ligt nog naast moeder. Misschien is het beter als jij het haar komt vertellen.” Vader was dood. Aan corona. En moeder lag in een bed naast hem te sterven. Ook aan corona. Natuurlijk ben ik meteen van Brussel naar Roeselare gereden.
Op weg naar mijn wagen was ik zo diep in gepeins verzonken dat ik de stem naast me eerst niet hoorde. “Wat doet u op straat? U weet toch dat er een avondklok is?” Een politieman, vriendelijk en een beetje opvoedend ook. Zou hij de eerste zijn aan wie ik moest vertellen dat mijn vader was overleden? Het kon niet anders. “Ze hebben me gebeld om te zeggen dat vader dood is. Corona. Ik zal de boete betalen, maar ik ga wel naar Roeselare.” De politieman leek een troostende hand op mijn schouder te gaan leggen, maar trok die dan geëxcuseerd terug en zei: “Ga maar en sterkte.”
Een week eerder, op zondagmorgen, belde mijn broer Jan. Het rusthuis had hem verwittigd dat vader positief had getest op corona. Vader was direct naar de tot ziekenzaal omgebouwde kapel overgebracht, bij de andere Covid-mannen. Het was beter dat we niet meteen afkwamen, want ze waren nog bezig om de bezoekerslijsten op te stellen. Uit de omstandige mails die we de vorige dagen van het rusthuis kregen, wisten we hoe verwoestend corona er rondwaarde en hoe hard ze hun best deden om het allemaal werk- en overleefbaar te houden.
Bellen mocht wel. Zoveel we wilden. Maar we hielden het beschaafd. Mijn zus, broer en ik hadden een beurtrol opgesteld waarin we ’s morgens en ’s avond belden en dan in ons Whatsappgroepje Japama (Jan, Paul, Marleen) elkaar op de hoogte hielden. Dat groepje hebben we al vier jaar. Van toen eerst ons vader en daarna ons moeder in het woonzorgcentrum was opgenomen. In Japama schreven we de grappige situaties die we met onze rusthuisouders voorhadden. Onlangs bijvoorbeeld, toen moeder boos naar Stef Wauters op tv riep dat
Het nieuws weer over corona ging. “Vroeger zag je op tv nog eens een auto-ongeval. Nu alleen nog die corona. Weten ze echt niets anders?”
Daaraan was ik aan het denken toen ik op de afrit Roeselare van de A17 plots blauwe zwaailichten voor me kreeg. Weer politie. Weer moest ik een wildvreemde vertellen dat mijn vader dood was. Terwijl ik mijn broer en zus nog even in hun onwetende slaap liet, want er mocht tóch maar één bezoeker tegelijk bij de ouders.
Moeder wuift
In Vincenthove had de nachtverpleegster een medisch mondmasker, handschoenen en een plastic schort klaargelegd. “Kom, we gaan naar vader en moeder”, zei ze. Heel lief en bijna fluisterend. We gingen naar de cafetaria/ feestzaal die was omgebouwd tot vrouwencohorte. Toen ze wisten dat het einde nabij was, hebben ze vaders bed uit de mannencohorte naar daar gerold, zodat hij zijn laatste dag naast moeder kon liggen. Zo’n simpele geste, maar zo menselijk mooi. Dank u. Dank u.
Maar het was hard vader te zien. Hoe hij daar lag. Ingeslapen. Eindelijk begreep ik dat woord. De dood had het van de slaap overgenomen... Vader toch. Na de eerste lockdown nog 90 geworden in mei. Ik was bang dat hij me na die twee maanden bezoekverbod niet meer zou herkennen. Maar hij lachte breed toen we met zijn verjaardagstaart binnenstapten. 90 jaar. Dat is een schone leeftijd om te gaan, dat zeggen ze dan. Maar het is anders. Als iemand 90 wordt, denk je dat ze alles kunnen overleven. Ook corona. Neen dus. Niet corona.
Geprevel wekte me uit die gedachte. Moeder probeerde in het bed ernaast iets te zeggen. Drie dagen nadat ze 87 werd, testte ook zij positief op corona. “Ze wordt wakker”, zegden de verpleegsters. “Misschien is ze helder genoeg om het te begrijpen als je vertelt dat haar man is overleden.”
Moeder opende haar ogen en wuifde zelfs, maar dat zag ik verkeerd. Ze wuifde niet naar mij. Ze wuifde zichzelf koelte toe. Moeder lag daar met meer dan 39 graden koorts. Zij die nooit ziek was, werd nu opgebrand door corona. Hulpeloos en hopeloos, zo keek ze.
Vier keer heb ik het haar proberen te zeggen, dat vader was overleden. Ze keek wel nog eens naar haar Frans, in het andere bed, en ze lachte: “Dat is mijn Franciscus. Al 63 jaar.” Maar dat hij dood was, dat drong niet door. En ik wilde het ook niet doorduwen. Ik heb in de plaats een stuk karton uit een doos gescheurd en moeder koelte toegewuifd terwijl zij vertelde over de oorlog. Ze dacht dat ze weer in de schuilkelder zat, want toen drie bedden verder een vrouw begon te kuchen, zei ze: “Die heeft gassen van de bommen ingeademd.”
Moeder lachte weer en ze duwde eens tegen het bed van haar
“Toen ik als kind niet kon slapen, zong moeder ‘Slaap kindje slaap, daarbuiten loopt een schaap …’ Ik heb het aan moeders sterfbed zitten zingen. Een vent van 61 bij zijn moeder van 87, en ‘Slaap kindje slaap’. Maar het werkte. Moeder werd rustig.”
Franciscus: “Gij zijt zo stillekes. Gij hebt toch ook geen gassen ingeademd?” Ze besefte niet dat Franciscus niet meer zou wakker worden. Maar moest dat?
Het mooiste geschenk
De verpleegsters kwamen langs en vroegen weer oprecht of het ging. Maar ze polsten ook voorzichtig of ik al een begrafenisondernemer in gedachten had, want vader kon daar niet blijven liggen. Ze zagen de puzzel in mijn blik en stelden iemand voor met wie het rusthuis vaak samenwerkt in deze overrompelende tijden. Nog geen half uur later was hij er. Een man met een professionele aanpak. Hij las mijn twijfel toen hij vroeg wanneer we de uitvaart voor vader wilden.
“Geneer je niet omdat je nu denkt: moeten we niet wachten tot moeder misschien volgt. Er zijn nog mensen wiens ouders nu samen aan het sterven zijn. Ook zij wachten. Bespreek het met je broer en zus, en als jullie willen wachten met de uitvaartdienst – zelfs een paar weken – dan is dat geen probleem.”
De morgen was ondertussen gekomen. Tijd om mijn broer en zus te bellen. Zus stelde voor dat we met z’n drieën bij haar zouden komen ontbijten. We zijn alle drie uit onze bubbel gebarsten. Toen we daar zo zaten, besefte ik dat zij het mooiste waren wat mijn ouders me ooit gaven: een broer en een zus. Niemand kent me zoals zij mij kennen. En omgekeerd.
Meer dan drie uur hebben we ontbeten met acht pistolets en heel de film van onze kindertijd thuis. We hebben gegeneerd gelachen toen zus Marleen haar computer openklapte en vaders instructies voor zijn uitvaart voorlas. Heel de Sint-Michielskerk moest vollopen voor een dienst met Duitse filosofische teksten en Gregoriaanse gezangen. Vaders uitvaart moest een erudiet feest worden, met daarna wel warm eten voor iedereen.
Het zal anders gaan. Vijftien man in de aula bij de begrafenisondernemer. Meer niet. Met vooraan één of twee urnen. We hoopten dan nog dat moeder het zou halen.
‘Goodnight Irene’
Er kwam heel veel medeleven en begrip van het rusthuis. We konden voortaan – wel elk apart – langskomen om ons moeder te bezoeken. Vooraf afspreken was niet meer nodig. Aanbellen en ons helemaal inpakken, dat was genoeg. Jan, de oudste zoon, startte de nieuwe beurtrol op.
Toen ik drie dagen na vaders overlijden weer bij moeder mocht, lag ze daar bijna heel alleen in de omgebouwde cafetaria/feestzaal. Waren de anderen genezen, overgeplaatst? Ik moest het niet weten. Alleen moeder telde. De dag voordien had ze tegen mijn zus nog iets gepreveld over ons vader. Ik leek te laat te komen om nog te kunnen communiceren.
Moeder was onrustig. Constant duwde ze haar laken weg alsof ze het te warm had, en daarna trok ze de lakens weer tegen zich alsof ze het te koud had. Ik probeerde te praten, te lachen, te strelen. Maar ze bleef panisch kijken en met haar lakens bezig. Tot zaalverantwoordelijke Klaas op een idee kwam. Mijn moeder heet Irène, haar lievelingsliedje was altijd Goodnight Irene. Klaas zocht het op YouTube en liet het haar horen. Een wonder: moeder lachte en begon de maat te slaan. Even was alles weer goed. Maar dan kwam de onrust weer, dat gewriemel met de lakens.
Plots kwam het me aangewaaid: toen ik als kind niet kon slapen, zong moeder Slaap kindje slaap,
daarbuiten loopt een schaap … Ik heb het aan moeders sterfbed zitten zingen. Een vent van 61 bij zijn moeder van 87, en Slaap
kindje slaap. Maar het werkte. Moeder werd rustig.
De volgende dag kreeg moeder een morfinepompje tegen de pijn. “Ze zal nu niet meer wakker worden. Het is wachten op het einde”, zei de dokter. Zaterdagavond is moeder overleden, met haar dochter aan haar zijde. We zijn triestig, maar ook ergens blij dat ze slechts vijf dagen weduwe was.