Gazet van Antwerpen Stad en Rand
De doelwachter
Hij is advocaat, ondervoorzitter van voetbalclub Beerschot, spreker, auteur, doctorandus aan de UGent en zoveel meer. En op vrijdag ook columnist, in Gazet van Antwerpen. Om zijn mening te delen, over voetbal, in al zijn aspecten. Niet als ‘Beerschotman’ of jurist, maar als Walter Damen.
Rare jongens, die doelwachters. Vroeger zei men altijd dat er wel een hoek af moest zijn om keeper te worden. Het lijkt me inderdaad niet zo’n evidente keuze. Uiteindelijk is er per ploeg maar één titularis en die staat meestal onophoudelijk onder de lat. De plaatsen zijn dus duur. Kwetsuren doen zich niet vaak voor en zijn eerder de uitzondering, niettegenstaande ze hard tegen de grond smakken, ballen moeten stoppen die bijna sneller vliegen dan het licht en zich in de benen moeten smijten van de aanstormende spelers. En dan zwijg ik nog over de hoekschoppen waarbij de mensenzee tsunamische trekjes kan krijgen.
Rode kaarten vinden ook niet jaarlijks hun weg naar de doelwachters, dus als je tweede keeper bent dan is het aantal wedstrijden dat je effectief onder de lat staat eerder beperkt. Slechts 18 titularissen versus 180 veldspelers die wél gemakkelijk vervangen kunnen worden, geblesseerd raken of uitgesloten worden.
Doelman worden is dus een bewuste keuze waarbij speelonzekerheid een deel van je leven kan worden. Neem nu al die uitstekende tweede doelmannen: Ethan Horvath, Alireza Beiranvand, Wouter Biebauw, Davey Roef of Sinan Bolat enz... Stuk voor stuk allemaal sterke spelers die in de schaduw staan, maar altijd paraat en scherp moeten blijven.
Doelwachters mogen ook niet in de fout gaan, altijd dodelijk. Een aanvaller die een verkeerde pas geeft, is ergerlijk, maar een fait divers. Een keeper daarentegen… Zelfs Courtois kan het nog overkomen.
Ik moet u wel zeggen dat ik zondag laatstleden ‘oh zo gelukkig’ was voor Mike Vanhamel en zijn verdediging. Al weken vallen de doelpunten daar als bosjes en raakten ze statistisch volledig ondergesneeuwd ten opzichte van de aanval. Oneerlijk en onverdiend. Een doelman is maar een mens en kan al eens toveren, maar zelfs het beste toverkruid kan sommige ballen nu eenmaal niet uit de netten houden. “Onhoudbaar”, krijgt zo’n goal dan als stempel.
De statistieken van een doelwachter zijn meestal ook heel simpel: hoeveel keer heeft hij de nul gehouden. ‘Clean sheet’, zoals dat wordt uitgedrukt. Een voor mij ronduit belachelijke wijze om het werk van een doelman te waarderen. Alsof dat het enige is. De moderne keeper heeft een verfijnde traptechniek, een overzicht op het spel, stuurt en leidt zijn verdediging en beschikt bovendien over een heel luide stem om overal zijn instructies naar het oor over te dragen. Vooral dat laatste valt fel op in de zielloze stadions. Een echte rots in de branding dus. Week in week uit. In de gietende regen, sneeuw, verblind door de zon, elke weersomstandigheid draagt hij waardig en alert. En heel af en toe scoort er ook nog eens een, gekkerds die kerels.
Wie de match Beerschot Anderlecht bekeek, zag ongetwijfeld dat de hele ploeg hun Mike van een nieuwe pandoering van onhoudbare tegengoals wilde behoeden. Één verdedigend blok als het moest. Kilometers malend, want de statistisch meest gepasseerde doelman verdiende die titel niet. Ze vlogen allemaal in de vuurlinie. Coulibaly stopte zelfs zo’n pegel met zijn aangezicht. Je zou een knockout verwachten, maar neen hoor. Even duizelen en terug naar voor.
Één voor allen, allen voor de Mike. Het is dan dat je een ploeg krijgt die de kampioenen opeet. Weg met de vriendelijke, maar toch onophoudelijke kritiek over de verdediging. In de prullenmand ermee. Het zonlicht op de spitsen was te fel geworden. De puntjes op de i zetten, heet dat. Als ploeg, want schitteren als individu is leuk zolang de schaduw van je schittering maar niet te groot wordt. Daar houden de ‘schitterenden’ ook niet van, want zonder aanbreng geen goals.
Voor mij was het een clean sheet. Die ene tegengoal is weggegomd door het collectief. Een tweede plaats in de rangschikking. Dankjewel, Mike.