Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Antwerpse stuntkunstenaar krijgt twintig jaar na zijn vroege dood overzicht in Verbeke Foundation
ALBERT SZUKALSKI TOT ZO 11/04 | VERBEKE FOUNDATION | KEMZEKE | WWW.VERBEKEFOUNDATION.COM
Spooksculpturen in het Antwerpse straatbeeld houden de geest van Albert Szukalski (1945-2000) levend, maar dat de kunstenaar in de jaren zeventig de stad begeesterde met de ene stunt na de andere weten jonge generaties niet meer. Met een levend luipaard trok hij naar galerie De Zwarte Panter en in het Museum voor Schone Kunsten toonde hij afgegoten neuzen van beroemde Antwerpenaars. De Verbeke Foundation in Kemzeke herdenkt ‘den Bèrt’ met de allereerste retrospectieve en een overzichtsboek. “Szukalski is door de officiële kunstwereld mismeesterd”, gelooft boezemvriend Leon Lemahieu.
Wandelaars in Antwerpen hebben wellicht al eens een ‘spook’ van Szukalski waargenomen, op het dak tegenover de Bourlaschouwburg bijvoorbeeld, of op de binnenplaats van De Zwarte Panter en het Elzenveld, of in het Middelheimmuseum. Een merkwaardig exemplaar is te vinden in de vitrine van het antiquariaat van Leon Lemahieu in de Wolstraat. “Het is een portret dat Szukalski van mij gemaakt heeft en dat zijn zoon Chris me op een dag is komen brengen als aandenken aan een lange vriendschap”, zegt de boekenfanaat. Hun eerste ontmoeting vond plaats in privéclub Estro Armonico in de Vlaeykensgang, in de jaren zeventig samen met de Vecu dé pleisterplaats voor artiesten en vlotte ondernemers. “Toen ik in de kelder afdaalde, belandde ik in een klinkende ruzie”, herinnert Lemahieu zich haarscherp. “Een kunstenaar kafferde een gast vreselijk uit omdat die ongevraagd geprobeerd had een bijdrage te leveren aan zijn muurschildering. De kunstenaar bleek Albert Szukalski, de bezoeker Marc Wirich, zoon van de eigenaar van restaurant De Rooden Hoed. Nadien zijn ze levenslange vrienden geworden.”
“De ruzie werd bijgelegd en Albert zou Marc nadien vereeuwigen in de prent De Rode Hoeden. Szukalski kon brutaal zijn, maar ook genereus. Haatdragend was hij nooit”, zegt Lemahieu, die de dag nadien al uitgenodigd werd in het kunstenaarsatelier in de Schaliënstraat 2. Amper binnen, kreeg hij een plastiek folio over zich en werd hij met gipswindels ingepakt. “Ter plekke maakte Szukalski een sculptuur van mij. Ik werd het staande spook van De dialoog, dat het Middelheimpark aankocht. Voor de zittende figuur stond Luk Renneboog van de bluesband Blue Blot model, een andere vriend die er vaak over de vloer kwam.”
1973
Die eerste kennismaking vond in 1973 plaats, een wonderjaar voor Szukalski. In galerie De Zwarte Panter kreeg hij liefst twee solotentoonstellingen, die over de tong gingen. Voor de eerste had hij sculpturen van reiskoffers en deksels van kookpotten gemaakt. Op de tweede verknipte hij pelsjassen tot kleurrijke collages. “Daarvoor werkte hij samen met de pelsenfabrikant Benoit. Op de opening voerden ze een levend luipaard op”, herinnert Lemahieu zich. Als hoogtepunt van 1973 was er een zesdaags Szukalski-festival in veilinghuis Campo op de Meir, toen het walhalla van de kunstmarkt. Daar werd alles getoond wat de 28-jarige kunstenaar al gepresteerd had.
En dat was behoorlijk indrukwekkend. Na een opleiding aan de Academie, waar hij opzien baarde met zijn tekentalent en cartoons, werkte hij een tijdje als assistent van Vic Gentils, Paul Van Hoeydonck, Jef Verheyen en Günther Uecker. Op zijn 24ste haalde hij de voorpagina van de dagbladen door gigantische bloempotten te plaatsen rond de bedreigde bomen in het park van het Museum voor Schone Kunsten. Een jaar later stuntte hij in het museum met een Neuzen-project. Van belangrijke collega’s en politici had hij de neus in gips afgegoten. Prinses Paola kwam er vanuit Brussel naar kijken.
Dali en Warhol
Een gelijkaardige actie ondernam hij het jaar daarop in Parijs. Dat Salvador Dali weigerde zijn neus te laten inpakken maar zijn pink uitleende, zorgde voor extra publiciteit. In eigen stad baarde hij opzien met zijn assemblages met verminkte mannequins en zijn portretten, waarbij hij zijn eigen beeltenis in die van Andy Warhol inwerkte. De bezoekers maakte hij wijs dat de godfather van de popart het prima vond.
“Hij keek op naar de sterren, en soms liep hij naast zijn schoenen”, analyseert Lemahieu. “Op een van zijn bekendste litho’s beeldt hij zichzelf af als Rubens op de Groenplaats. Hij genoot ervan om de kunstenaar te spelen. In die periode had hij een vast contract van uitgever Walter Beckers en verdiende hij stevig voor een jong artiest.”
Knokke en Amerika
Walter Beckers lanceerde de spoken van Szukalski met succes in het Casino van Knokke. Die zouden zijn handelsmerk worden en verschenen overal, in het groot en het klein. Met de hulp van mecenassen slaagde Szukalski er zelfs in om dertien spoken als Het laatste avondmaal neer te zetten in een beeldenpark in het spookstadje Rhyolite in Nevada. Voor de Amerikanofiel Szukalski was dat een hoogtepunt, maar artistiek leverde het hem niets op.
Integendeel, de laatste vijftien jaar van