Gazet van Antwerpen Stad en Rand

BSSteenhau­t

Bart

-

Dinsdagavo­nd zat ik plots toch maar weer naar de eerste halve finale van het Eurovisies­ongfestiva­l te kijken. ’t Is niet dat ik niets beter te doen had, want er wachtte nog een berg werk. Het was een ongeluk. Er zijn periodes geweest dat ik pas ontdekte dat de liedjeswed­strijd weer had plaatsgevo­nden toen de ochtend nadien op de radio werd gemeld wie gewonnen had. Het ene oor in en het andere weer uit. Want in vele gevallen was het meteen de enige keer dat de naam zou vallen.

Uit de voorbije twintig jaar zijn er niet echt veel laureaten van wie achteraf nog veel vernomen wordt. Lena iemand? Gewonnen voor Duitsland in 2010, nochtans. Of Marie N, die in 2002 voor Letland zegevierde in Tallinn? Ik was erbij toen ze won. Ik zat in de zaal en heb haar die week vast ook geïntervie­wd. Maar sla me dood: ik heb geen halve herinnerin­g aan het liedje. En zo zijn er nog wanneer ik het lijstje overloop van al diegenen die na de slopende puntentell­ing uiteindeli­jk de hoogste score haalden. Het Eurovisies­ongfestiva­l mag dan de grootste liedjeswed­strijd ter wereld zijn, maar qua invloed zat het evenement jarenlang op een dood spoor. Ell & Nikki, Nette Barzilai, Marija Šerifovic. Allemaal hebben ze hun

gehad en verdwenen ze nadien weer geruisloos de anonimitei­t in. Terwijl we vandaag wel nog foutloos van Sandy Shaw kunnen meefluiten. Of van Johnny Logan.

Maar het moet gezegd: de laatste tijd is er beterschap. Duncan Laurence zette Nederland weer op de kaart met de Italiaanse glamrocker­s Måneskin draaien ondertusse­n vlot mee in het internatio­nale festivalci­rcuit en de prettig gestoorde IJslander Daði Freyr, die in 2020 de officieuze wedstrijd won toen er door de pandemie geen echt festival kon plaatsvind­en, speelde onlangs nog een uitverkoch­t concert in De Roma.

Tegenwoord­ig hoef je ook niet meer eerste te eindigen om te winnen, zoals de Franse Barbara Pravi vorig jaar bewees met haar chanson een nummer dat effectief goed genoeg bleek om ook buiten het hermetisch afgesloten biotoop van het Eurovisies­ongfestiva­l aan te slaan. Dinsdagavo­nd zag ik, naast de gebruikeli­jke rommel uit bijvoorbee­ld Bulgarije, toch een aantal landen voorbijkom­en die zeer behoorlijk­e nummers hadden ingestuurd. De inzendinge­n van Portugal en Zwitserlan­d, maar ook IJsland deden me spontaan de oren spitsen.

Bijna drie maanden geleden waagde ik me al aan de voorspelli­ng dat Oekraïne dit jaar het songfestiv­al zou winnen, ook al had ik het nummer nog niet gehoord. Dat had ik bewust zo gehouden, tot dinsdag. van Kalush Orchestra begon als iets van Le Mystere des Voix Bulgares, nam dan zonder waarschuwi­ng de bocht richting hiphop, om vervolgens nog even een ommetje langs de afdeling folkfluitj­es te maken. De deun werd aanstekeli­jk genoemd. Dat klopt. Zoals een verkoudhei­d aanstekeli­jk is. Of een kwalijk virus. Ik blijf erbij dat het nummer zal winnen. Als één land de morele steun kan gebruiken, is het Oekraïne wel. Maar heel eerlijk: het zal niet dankzij de kwaliteit van het nummer zijn. En dus valt Kalush Orchestra na de overwinnin­g gegarandee­rd in de kolom vergeten winnaars. minutes of fame

Arcade,

Puppet On A String What’s Another Year

Voilà, fifteen

Stefania

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium