Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Ofwel vallen de Russen nú binnen, ofwel breek ik volgende week een muur uit.”

-

“Wat als Poetin het morgen in zijn hoofd krijgt om Europa binnen te vallen, met tanks de grens over te steken en onze straat ineens binnenrolt, ja wat dan?” Ik kijk mijn jongste zoon aan en haal mijn schouders op. Mijn man zit een meter verder en begint direct te blazen. “Als die één raket afschiet, is ’t gedaan. Dan zijn we allemaal dood. In één keer hé.” Hij knikt geestdrift­ig, is zeker van zijn gelijk en draait zich dan om in de zetel voor een siësta.

Onze zoon kruipt helemaal verstijfd tegen me aan. Ik voel hoe bang hij is. “Dat vroeg hij toch niet”, zeg ik tegen mijn man en tik met mijn vinger tegen mijn hoofd. “Heb jij nu geen lek verstand in je hoofd”, sis ik erachteraa­n. Mijn man gromt, hij ligt met zijn rug naar me toe en wil met rust gelaten worden.

Ik draai mijn hoofd en kijk mijn zoon in de ogen. “Als hier een tank door de straat zou rijden, met Russische soldaten en zo, dan sturen we gewoon onze

Kanjer eropaf. We gooien met zijn plastic speelgoeds­lang naar die tank, dan zullen die Russen snel weg zijn.”

Zijn verkrampte lijfje ontspant een beetje. Hij ziet het zo gebeuren, de Russen die met hun arsenaal aan kruisraket­ten en hittezoeke­nde bommen weer afdruipen omdat onze hond zo groot is. “Ofwel vinden ze hem net lief en willen ze met hem spelen”, lacht hij. “Da’s ook een optie”, zeg ik. En een meer waarschijn­lijk scenario, als ik er zo over nadenk. Kanjer, die aan de andere van de woonkamer onder tafel ligt te kauwen op de restanten van wat ooit een piepende koe was, heeft zijn naam gehoord en komt op ons afgelopen. Het is een Duitse herder, maar van de allerschat­tigste soort, met lang haar en een lange tong die altijd langs opzij uit zijn bek hangt. Zijn oren staan recht omhoog en zijn kop houdt hij een beetje schuin. Hij weet nog niet dat hij zal worden ingezet als afleidings­manoeuvre voor de Russen en denkt dat we met hem willen spelen, dus loopt hij de tuin in om zijn speelgoeds­lang te gaan zoeken. “Kanjer is lief hé”, zegt mijn jongste. “Kanjer is héél lief”, knik ik. “Maar jij bent dat ook.” Hoewel ik hen bij momenten achter het behang zou willen plakken en al meermaals heb gedreigd hen ter adoptie te willen afstaan, heb ik soms ook medelijden met mijn kinderen. In wat voor een wereld heb ik ze ook gezet. De kleinste is nu 10 jaar, en de coronapand­emie heeft hem geen goed gedaan. Al een heel jaar wordt hij door de mensen van het CLB getest op allerlei letter-syndromen. Hij heeft geen ADHD, daar zijn ze zeker van, maar het zou wel eens DCD kunnen zijn. De lettertjes geven aan dat zijn cijfers niet blinken.

Alles maakt hem bang. Eerst het Covid19-virus, dan het idee dat hij wel eens zou kunnen blijven zitten. En vervolgens brak er oorlog uit in Oekraïne, waardoor er nu drie vluchtelin­genkindere­n op school zitten en het allemaal wel heel dichtbij komt. ’s Nachts kan hij amper slapen, niet alleen omdat hij denkt dat de Russen onderweg zijn, maar ook omdat onze poezen alleen langs zijn raam naar binnen kunnen. Dat blijft dus de hele nacht openstaan. Maar als de poezen binnen kunnen, kunnen de enge mannen en de inbrekers dat ook, is zijn redenering. Dus heb ik hem beloofd van de laatste kamer in ons huis zijn nieuwe kamer te maken.

Dat vond hij een goed idee. Ik ben meteen begonnen met de naaikamer leeg te maken en behang af te trekken. En ik ben al wekenlang bezig met het schilderen van kleurrijke figuurtjes tegen de muur. Ik was er zo fier op dat ik mijn man bijna aan zijn haar naar boven heb gesleurd om te komen kijken. “Amai”, zei hij. “Heel schoon. Maar hier krijg je toch geen bed binnen?”

Het was iets waar ik niet aan had gedacht. De kamer is kleurrijk, maar klein. En ik durf het niet te vertellen aan mijn zoon. Dus ofwel vallen de Russen nú binnen, ofwel breek ik volgende week een muur uit.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium