Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Het is nog niet af, er
Fred Bervoets (80) opent overzicht in Museum De Reede
Voor zijn tachtigste verjaardag kreeg Fred Bervoets voor het eerst sinds al te lang een ruim overzicht. In Museum De Reede zijn vanaf vrijdag zijn etsen en schilderijen op papier van 1958 tot vandaag te bewonderen. Freds familie en vrienden, maar ook zijn demonen passeren de revue. “Een lange wandeling met ellende en geluk, die nog niet voorbij is. Er zit nog te veel in mijn kop”, zegt de meester.
feest hoefde niet voor zijn tachtigste verjaardag, een nieuwe tentoonstelling in huisgalerie De Zwarte Panter begeleid door een nieuw boek geschreven door voormalig directeur van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen volstonden als cadeau. Maar er kwam nog een fantastische extra bij. Harry Rutten viert het vijfjarig bestaan van zijn privémuseum De Reede met een volwaardige retrospectieve van de lange carrière van Fred Bervoets.
Geen grotere kloof denkbaar dan tussen Harry Rutten, een Nederlandse reder die carrière maakte in het transport van Noorse olie, en de zoon van een dokwerker die wilde overleven als artiest. Toch klikte het tussen de generatiegenoten. Kunst zorgde voor de verbinding. Rutten, die in Noorwegen in de ban was geraakt van het grafisch werk van Edvard Munch en nadien ook intensief Goya en Rops verzamelde, verdiepte zich het afgelopen jaar volledig in het en leven van Bervoets. Hij ging er zo in op dat hij het voor het eerst aandurfde om een tentoonstelling mee te cureren.
“Harry heeft veel voor mij betekend in deze moeilijke periode”, zegt Fred Bervoets. “De ouderdom brengt ongemakken met zich mee. Elke dag ellende in het leven en voor de familie. En toch ben ik nog nooit zo gelukkig geweest met wat er nu voor mij gebeurt. Heel mijn leven hangt hier samen.”
Museum De Reede ligt aan de Scheldekaaien, een symbolische plek voor uw carrière. U begon als kind al te schilderen in de ouderlijke woning in Burcht aan de Schelde. Uw eerste professionele Antwerpse atelier lag aan de overkant van het water, vlakbij het Steen.
“Dat was hier achter de hoek in de Kuipersstraat. Daar bestaat niets meer van, alleen twee huizen die ze in Bokrijk hebben heropgebouwd. Die buurt was na de oorlog veroordeeld om afgebroken te worden. Daar stonden nochtans mooie huizen. Je mocht daarin eigenlijk niet meer wonen, maar we deden dat natuurlijk wel. De poliEen
Fred
Bervoets: tie was toen nog menselijk en liet nog veel toe. Geriefelijk was het er niet. In de winter moest je altijd je jas aanhouden. En elke week ging ik naar huis om nieuwe onderbroeken te gaan halen bij mijn moeder.”
Woonde u toen alleen?
“In de Kuipersstraat huurde ik een heel herenhuis, samen met enkele Nederlandse artiesten. Er studeerden er toen velen aan de Academie. Antwerpen was spotgoedkoop, zeker voor hen. Ze trokken steun om te studeren in hun gemeente in Nederland en moesten dan af en toe als bewijs een schilderij komen tonen. Intussen konden ze de hippie spelen in Antwerpen. Waanzinnige toestanden heb ik meegemaakt. Op een nacht hebben ze eens een matras in de Schelde gegooid na een wilde trip. Zelf heb ik nooit LSD gebruikt. Ik had dat niet nodig om mezelf te overstijgen.”
Wat vonden uw ouders van u beslissing om in 1957 naar de Academie te gaan? “Die hadden daar grote twijfels bij, hoewel ik in het dorp al van jongs af aan schilderde. Mijn vaoeuvre
der kende Paul Joostens omdat zijn werkgever Verswijfel werk van hem had. Die steunde hem in de winter met kolen en kreeg dan schilderijen in ruil, maar eigenlijk bekommerde hij zich niet om Joostens en ook niet om zijn kunst. Hij dacht dat hij een goede zaak kon doen. Van mijn vader kreeg ik dan te horen dat ik armzalig zou eindigen als Joostens.”
Schrok u dat af? Kende u Joostens?
“Op de Academie heb ik hem nadien vaak gezien en ontmoet. Hij woonde in een krot in de Venusstraat. Om zes uur ’s avonds stond hij op zijn en zijn versleten groene pullover aan de uitgang van de Academie om naar de meisjes te kijken. En daarna deed hij de vuilbakken op zoek naar karton en unalit om op te schilderen. Joostens was toen door iedereen in de steek gelaten. Alleen zijn vriend Raoul Tyriard hielp hem nog en kwam altijd op bezoek. Al die kunsthistorici en galeriehouders zoals de Wide White Space zijn later op Joostens gesprongen. Maar toen was hij een heel eenzame man. Vlak voor zijn dood heeft hij in café Het Pannenhuis geëxposeerd. Daar heb ik enkele jaren later samen met Ferre Grignard zelf voor het eerst geëxposeerd. Het hele café hing vol met Joostens. Niemand moest dat hebben. Geen schoon toekomstbeeld, maar Joostens was wel een echte artiest, die erin geloofde.” sloefen
Kunstenaar
“Mijn leven was een lange wandeling, maar we zitten nog niet op de bestemming. Ik wil nog topwerken maken en niet te klein, minstens drie meter. Dat heb ik nodig, want ik heb nog genoeg te vertellen, hoe langer hoe meer.”