Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Toen ik mijn man had voorgestel­d om de haag te snoeien, had hij gezegd: ‘Doe maar sjoeke.’”

-

Het is woensdag, de thermomete­r geeft 27 graden aan, mijn telefoon beweert dat het nog warmer wordt. Ik heb een dag vrij genomen. In de achtertuin lonkt het zwembad met de half opgeblazen lama waar ik al eens graag in ronddobber met dit weer – en als de kinderen niet thuis zijn. Beetje bruinen zonder nat gespetterd te worden en zonder de hele tijd naar binnen te moeten lopen om ijsjes en sapjes te gaan halen om mijn kroost tevreden te houden. Zalig. Ik twijfel, maar kan aan de verleiding weerstaan en duik de garage in, op zoek naar gereedscha­p. Vandaag ga ik de haag scheren. Alle andere hagen in de straat zijn, zeg maar, al naar de kapper geweest, alleen die van ons staat erbij alsof ze in de jaren zeventig is geplant en sindsdien nooit nog een coiffeur heeft gezien. Naast de haag van de buurman valt ze extra op, want hij heeft de zijne een GI Joe-kapsel aangemeten: strak en hoekig, militair, nauwkeurig en proper.

Het is bijna eind juni, het móét nu gebeuren. Dat staat op alle internetsi­tes over tuinieren die ik heb aangeklikt, in de hoop er één te vinden die zou zeggen dat je haag snoeien helemaal niet hoeft, dat het is zoals je gazon: als je die niet maait, komen er vlinders in je tuin wonen en bijen en zo. Goed voor de biodiversi­teit. Maar zo werkt dat niet met een haag. Die taxus moet geschoren worden. Nu.

Het duurt wat voor ik echt kan beginnen, want de heggenscha­ar werkt op elektricit­eit en met één verlengkab­el geraak ik amper de voordeur uit, en de haag staat nog minstens vijf meter verder. Wanneer ik de tweede meterslang­e kabel heb gevonden, staat de zon op zijn hoogst. Ik zweet als Bart De Wever na een marathon, het gutst langs alle kanten naar beneden. Gelukkig ben ik nog niet geschminkt, denk ik bij mezelf. De heggenscha­ar maakt veel lawaai en komt een paar keer gevaarlijk dicht tegen mijn neus en snijdt bijna mijn tenen af. Als ik het snoeisel zie liggen dat ik zo dadelijk ook nog moet opruimen, begin ik nog harder te zweten. “Ah buurvrouw”, hoor ik opgewekt. Het is Lesley, die twee huizen naast ons woont. Ze komt net terug van haar werk en staat te trappelen in de tuin van onze gemeenscha­ppelijke buren. “Ziet er goed uit, een rechte lijn en zo. Precies een echte ook, met die elektrisch­e schaar.” Lesley is een toffe. Haar man Geert is dat ook. Hun dochter zit bij onze jongste zoon in de klas, maar da’s in feite het enige dat we gemeen hebben. Lesley en de Geert kunnen niet stilzitten. Als ze een beetje vrije tijd hebben, trekken ze hun werkplunje aan en beginnen ze te klussen. “Ik kan dat niet, zomaar thuiszitte­n”, had de Geert gezegd. “Ik zie altijd overal werk. En dan ja, trek ik een werkbroek aan en ben ik weer bezig.” Ik had mijn schouders opgehaald. Daar heeft mijn man geen last van. Als hij thuis is, ligt hij sowieso in de zetel onder een dekentje, ook als het 27 graden is. Toen ik hem had voorgestel­d om de haag te snoeien, had hij gezegd: “Doe maar sjoeke.”

Lesley weet dat en wrijft het er nog eens in: “Ik mag zo’n gereedscha­p van de Geert niet aanraken. Dat is mannenwerk, zegt hij.” Ik lach groen. “Wat ga je deze namiddag doen”, vraag ik, met het idee later die dag nog te gaan aperitieve­n. “Ik ga ons Sam haar koffer inladen. Moet jij dat ook niet doen? Jij hebt er twee die op kamp gaan. Die koffers moeten zaterdag al ingeleverd worden bij de scouts.”

Ik begin nog harder te zweten, want ze heeft gelijk, alleen was ik het weer vergeten. Koffers, matjes, scoutshemd­en en -dassen, keukenhand­doeken, muggenmelk: het moet weer allemaal voorzien worden van een labeltje met hun naam op in een reistas op de bus naar de Ardennen. Ook al vertrekken mijn kinderen pas in juli. Ik ben kletsnat. “Allé, dag dan”, zegt Lesley. “Er liggen Leo-wafels in mijn auto, sebiet zijn die gesmolten.” Ik werk snel verder. Het snoeisel dat achter de haag is gevallen, laat ik liggen. Dat ziet geen kat. Ik keer alleen het snoeisel weg dat op het voetpad is gevallen. Ik ben net klaar, wanneer ik de jongste al om de hoek zie wandelen met zijn boekentas op zijn rug. Op woensdag hebben ze een halve dag, was ik vergeten. “Mama”, zwaait hij me al van ver tegemoet. “Seffens gaan we een bal kopen, dat heb je beloofd.” Opnieuw een zweetuitba­rsting, ik sta echt op het punt te gaan uitdrogen. “Jamme ja”, pruttel ik. “Met dit weer …” “Je hebt het beloofd”, jengelt hij. “Beloofd is beloofd. We vertrekken nu.”

In de auto is het 50 graden of zo en de dichtstbij­zijnde sportwinke­l ligt gemakkelij­k 15 kilometer verderop. Hij wil een bal van de Champions League, ik wil dat het vooruitgaa­t. Wanneer we aan de Sport Palace zijn geparkeerd, ren ik direct naar de ballen en ik duid die van de Champions League aan. Er is nog maar één, dus dat komt goed uit. Ik informeer naar de prijs – dat was mijn schoonvade­r de laatste keer vergeten, hij moest toen bijna 100 euro ophoesten voor een bal, een BAL – en betaal. “Ik wil toch nog efkes naar de voetbaltru­itjes zien”, hoor ik mijn zoon zeuren. “Niks van”, zeg ik streng. “We gaan naar huis.”

In de auto zegt hij eerst niks. Dus stel ik zelf voor om “dankjewel mama” te zeggen. “Ja, dankjewel voor niks. Dat is een neppe bal, daar staat Sint-petersburg op en de finale was in Parijs. Boehoe. Goed hoor, je bent gewoon opgelicht”, tiert hij.

Omdat ik helemaal gedehydrat­eerd ben en mijn gehemelte tegen de achterkant van mijn keel plakt, zeg ik niks. Ik zweet en ik vergeet.

 ?? FOTO ZANDSCULPT­URENFESTIV­AL ??
FOTO ZANDSCULPT­URENFESTIV­AL

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium