Gazet van Antwerpen Stad en Rand

“Rouwen is hard werken, het kost veel energie”

Microbiolo­og Herman Goossens over onverwacht verlies van zoon Christophe­r

- MAXIE ECKERT DRIES DE SMET

Microbiolo­og Herman Goossens (UAntwerpen) neemt afscheid. De zelfdoding van zijn zoon trok een streep door de profession­ele plannen die hij gemaakt had voor na zijn emeritaat, dat zaterdag begint. Maar hij recht de rug, zoals hij dat deed toen hij als kind plots wees werd. “Het kan dan twee kanten uit: ofwel word je een wrak, ofwel word je mentaal heel sterk. Het is dat laatste geworden.”

Tot voor kort kon Herman Goossens geen noten lezen, nu strijkt hij elke ochtend en elke avond op de cello. Hij greep naar het instrument na een dramatisch­e gebeurteni­s. Op 1 januari had een nieuw hoofdstuk moeten starten in zijn carrière. Die dag werd in Nederland de akte onderteken­d voor de uitbouw van een Europees netwerk van ziekenhuiz­en en huisartsen voor klinische studies rond infectiezi­ekten. Goossens zou CEO worden. “Sinds 2016 heb ik eraan getrokken en gesleurd. Op 1 januari kreeg ik in de namiddag van de notaris een appje met felicitati­es. Diezelfde namiddag is mijn zoon uit het leven gestapt. Onwezenlij­k.”

Nog in januari nam hij ontslag. “Een CEO moet er met zijn volle aandacht bij zijn. Dat kon ik niet. Na het overlijden van mijn zoon wilde ik mee kunnen zorgen voor de kleinkinde­ren. Dat speelde ook mee.”

65 JAAR

Nu hij 65 geworden is, zwaait hij af aan de Universite­it Antwerpen. In het Universita­ir Ziekenhuis Antwerpen, waar hij diensthoof­d klinische biologie was, trekt hij de deur definitief achter zich dicht. Aan de universite­it zelf blijft hij nog één dag per week actief.

Vlaanderen kent hem dan vooral als een corona-expert, voor de rest van de wereld is hij een van de autoriteit­en op het gebied van antibiotic­aresistent­ie. Hij heeft een indrukwekk­ende lijst aan wetenschap­pelijke publicatie­s, waarnaar vaak verwezen wordt door collega”s in binnen- en buitenland. Zijn onderzoek focust op ‘superbugs’, bacteriën die in contact zijn gekomen met antibiotic­a en zich hebben kunnen aanpassen. In het ergste geval worden ze resistent tegen álle antibiotic­a.

“Met peperdure behandelin­gen redden we almaar meer kankerpati­ënten, om ze daarna te zien sterven aan een bacteriële infectie. Voor nieuwe antibiotic­a willen we niet betalen, dus wil de industrie ze niet ontwikkele­n.”

Twee jaar geleden voorspelde u dat de coronapand­emie het probleem van de antibiotic­aresistent­ie alleen maar zou verergeren.

“Aan ernstig zieke covid-patiënten werd op grote schaal antibiotic­a toegediend om te voorkomen dat ze een bacteriële infectie zouden krijgen. Studies tonen nu aan dat er inderdaad meer antibiotic­aresistent­e bacteriën voorkomen in de ziekenhuiz­en. Er zijn dus twee pandemieën bezig: het coronaviru­s en de antibiotic­aresistent­ie.”

Herman Goossens:

Maar corona gaat met alle aandacht lopen. “Het grote verschil is de snelheid. Resistente bacteriën rukken traag op. Een virus verspreidt zich

explosief. Virussen veranderen veel sneller dan bacteriën, wat het verloop van de pandemie onvoorspel­baar maakt. De resistente bacteriën waar we nu mee zitten, bestaan al sinds de jaren 90. De situatie is dus veel stabieler. Maar het probleem is hallucinan­t.”

Hallucinan­t?

“Ik ben in enkele Indiase ziekenhuiz­en geweest. Daar liggen pasgeboren kinderen met infecties die niet behandeld kunnen worden omdat geen enkel antibiotic­um ze kan helpen. Dat zijn baby’s met bloedstroo­minfectie, hersenvlie­sontstekin­g… Het probleem kun je niet in één land of op één continent aanpakken. De resistente bacteriën reizen mee met mensen, en met voeding die we vanuit andere werelddele­n importeren.”

Waarbij het Westen weer zal zeggen wat arme landen beter moeten doen.

“Samen met collega’s werk ik aan internatio­nale, eenvoudige doelstelli­ngen. Bijvoorbee­ld om artsen weer vaker eenvoudige, oude antibiotic­a te laten voorschrij­ven in plaats van de nieuwere antibiotic­a met een brede werking en meer risico op resistenti­e.”

Waarom heeft u ooit beslist om uw carrière te wijden aan zo’n hopeloos probleem?

“Ik wilde kinderarts-infectiolo­og worden. Om mijn kansen te verhogen, deed ik onderzoek en zo raakte ik gebeten door microbiolo­gie. Evengoed was ik kinderarts of huisarts geworden, want ik hou van het contact met mensen.”

EEN GOEIE, SLECHTE DEAL

Als jonge arts werkte Goossens in het Sint-Pieterszie­kenhuis in Brussel. “Het walhalla van de infectiezi­ekten in België. In de Marollen werden we geconfront­eerd met ziekten die alleen voorkomen in ontwikkeli­ngslanden.”

In 1981 zagen Goossens en zijn collega’s bij zwarte Afrikanen infecties die ze niet konden thuisbreng­en, waaronder exotische hersenabce­ssen en longinfect­ies. “Unieke, zeer boeiende infecties waar we niets van snapten. Pas toen de eerste wetenschap­pelijke artikelen verschenen over aids in Californië en New York, werd duidelijk dat wij de eerste aidspatiën­ten van België hadden gezien. We begonnen te begrijpen dat aids in

Afrika anders verliep dan in de VS, waar vooral homomannen werden getroffen.”

Waarom bent u toen niet in het onderzoek rond hiv en aids gevlogen?

“Voor hetzelfde geld was ik die weg ingeslagen. Veel hangt af van toeval. Neem mijn aanstellin­g in Antwerpen in 1992. Tijdens een diner had ik aan Peter Piot gevraagd of hij zich kandidaat zou stellen voor een vrije plaats die mij interessee­rde. Maar hij wilde internatio­naal rond aids werken.

Als Peter wél kandidaat was geweest, zou ik het nooit gehaald hebben. Om maar te zeggen dat succes soms meer met toeval te maken heeft dan met talent.”

Maar het gaat toch niet vanzelf? De academisch­e wereld is een krabbenman­d.

“Het is geen eenvoudige omgeving. In België word je ook niet geholpen als beginnend onderzoeke­r. Bij mijn aanstellin­g moest ik het zien te rooien met een leeg, vuil laboratori­um en omgerekend 7.500 euro. Via mijn broer, een schrijnwer­ker, ben ik gratis aan stoelen en bureaus geraakt van een failliet meubelbedr­ijf. Dat ik toch een grote onderzoeks­groep heb kunnen opbouwen – vandaag veertig mensen – heb ik te danken aan fondsen uit de industrie.”

Heeft de samenwerki­ng met de industrie uw onderzoek ooit beïnvloed?

“Met de hand op het hart: nee. Ik heb mijn publicatie­s nooit laten schrijven door de industrie of bedrijven de kans gegeven om iets aan de resultaten of de tekst te veranderen. Nooit. Dat geldt ook voor beleidsbes­lissingen die ik heb genomen.”

De farmabedri­jven hebben u in het begin van uw carrière veel geld gegeven en er weinig voor teruggekre­gen. “Ze hebben een slechte deal gedaan, inderdaad

(lacht).”

ROUWEN IS WERKEN

Precies op de dag dat Goossens CEO werd van een organisati­e waar hij meer dan vijf jaar aan getimmerd had, maakte zijn zoon Christophe­r, die in de nationale rugbyploeg speelde, een eind aan zijn leven.

U hebt een manier gevonden om ermee om te gaan. U straalt een grote veerkracht uit.

“Ik heb veel tegenslag gehad in mijn leven. Maar ik heb altijd geprobeerd om het positieve te zien. Toen ik 10 was, verloor ik mijn ouders – van de ene op de andere dag was ik wees. Daarna ging ik bij mijn tien jaar oudere zus in Vilvoorde wonen. Zo kwam ik in het atheneum terecht waar ik kinderen leerde kennen van wie de ouders gestudeerd hadden. Een heel ander milieu. Mijn vader was buschauffe­ur geweest, mijn moeder huismoeder. In Vlierzele, het dorp waar ik vandaan kom, was er maar één meisje dat aan de universite­it studeerde. Uit ontzag ging iedereen een meter opzij wanneer ze voorbijlie­p – wisten wij veel dat ze haar eerste jaar drie keer had overgedaan. Als ik

“Op 1 januari kreeg ik in de namiddag van de notaris een appje met felicitati­es. Diezelfde namiddag is mijn zoon uit het leven gestapt. Onwezenlij­k.”

“Bij mijn aanstellin­g moest ik het zien te rooien met een leeg, vuil laboratori­um en omgerekend 7.500 euro. Via mijn broer, een schrijnwer­ker, ben ik gratis aan stoelen en bureaus geraakt van een failliet meubelbedr­ijf.”

“Sommigen hebben niet altijd door dat ze corona hebben. Ikzelf ook niet. Ik was een beetje moe en ging daarom 10 kilometer lopen. Maar ik bleef moe.”

daar was gebleven, zou ik waarschijn­lijk nooit naar de universite­it gegaan zijn. Zo zie je maar weer hoe toeval je leven bepaalt.”

En een studiebeur­s.

“Zonder was het nooit gelukt. Ik was sociaal student en had bonnetjes om gratis te eten in het restaurant van de VUB. Dat ik in een land woon waar ik de kans kreeg om te studeren, daar ben ik dankbaar voor. Ik geef dan ook graag iets terug.”

“Als je zoiets meemaakt op je tiende, dan kan het twee kanten uit. Ofwel word je een psychisch wrak, en lijd je daar heel je leven onder. Ofwel leer je daar de lessen uit, en word je mentaal heel sterk. Het is dat laatste geworden. Ik kan veel aan, denk ik.”

Is het niet aartsmoeil­ijk om in de dood van uw zoon ook maar iets positiefs te zien?

“Daar heb ik het erg moeilijk mee. Ik zal wel mijn kleinkinde­ren meer zien, terwijl ik daar anders minder tijd voor zou hebben gehad. Door wat er gebeurd is, waardeer ik vriendscha­p nog meer. Het zet je aan het denken over wat het leven zinvol maakt. Maar het verlies blijft immens.”

Zo’n dramatisch­e gebeurteni­s kan ook op vriendscha­ppen wegen.

“Mensen reageren heel uiteenlope­nd. Er zijn er die bellen en vragen stellen. Maar er zijn er die je de rug toekeren, wellicht omdat ze niet goed weten hoe ze ermee moeten omgaan. Zeker bij zelfdoding ligt dat moeilijk. Voor mezelf blijft het ook moeilijk om erover te spreken. Soms overvalt het mij en zit ik in zak en as. Op andere momenten kan ik er goed mee om. Vorige week kwam ik een vriendin tegen die haar dochter verloor, en zij praat er wel elke dag over. Iedereen rouwt op zijn manier. “

Na goed één maand ging u weer aan de slag.

“Manu Keirse, expert in rouwverwer­king, zei: hoe moeilijk het ook is, je moet weer gaan werken. Het was niet altijd makkelijk om me op te peppen. Maar al bij al ben ik er behoorlijk doorgekome­n. Daar ben ik fier op. Rouwen is hard werken. Het kost veel energie.”

DE GRIEP IS TERUG

Dezer dagen staat het energiepei­l op een iets lager pitje, al zou je het hem niet aangeven. De kersverse professor emeritus wist lang de coronadans te ontspringe­n, tot het virus hem begin september, op een drukke trein in Bologna, toch te grazen nam. ”Iemand hoestte. Ik wierp op dat we beter een mondmasker zouden dragen. Maar ik voelde druk om het niet te doen.”

Helemaal hersteld is hij nog niet. “Ik kan geen honderd meter meer lopen. Als ik de trap neem, ben ik buiten adem. Dit is echt geen griepje.”

Wacht ons opnieuw een problemati­sche coronagolf?

“Er is een algemene consensus onder de Europese experts: krijgen voldoende mensen een extra prik, dan hoeven we ons de komende maanden niet zo heel veel zorgen te maken. Maar wat ons wel ongerust maakt: het griepvirus dat de afgelopen twee jaar amper gecirculee­rd heeft. Pasgeboren kinderen kregen geen antistoffe­n van hun moeders. Het vaccin is niet optimaal. Er zijn dus heel wat mensen vatbaar voor de griep.”

Moeten we deze winter massaal blijven testen op corona?

“Het blijft een gevaarlijk virus. We onderschat­ten hoeveel mensen long covid krijgen en langdurig last hebben. Sommigen hebben niet altijd door dat ze corona hebben. Ikzelf ook niet. Ik was een beetje moe en ging daarom 10 kilometer lopen. Maar ik bleef moe. Zou je niet eens een zelftest doen, zei mijn vrouw, en die bleek positief. Zelftesten vind ik heel belangrijk, want zo kunnen we er veel besmetting­en uithalen. Als de golf beperkt blijft, moeten we wel de labcapacit­eit voor pcr-testen aan de universite­iten niet behouden. Die hebben veel geld gekost.”

Heeft de overheid de universita­ire laboratori­a te veel betaald?

“Achteraf bekeken wel, maar dat wisten we op dat moment niet. Uit de berekening­en die we toen hebben gemaakt, bleek dat we capaciteit beschikbaa­r moesten hebben.”

Jullie kregen dus geld voor werk dat er niet was.

“Inderdaad, we hebben meer geld gekregen dan het ons gekost heeft. Dat is wel niet in mijn zak beland, hé, het is naar de ziekenhuiz­en gegaan. En ik vind niet dat zij dat moeten teruggeven. Dat geld komt uiteindeli­jk de patiënt ten goede. Veel beter dan wat er in Nederland gebeurd is: daar heeft men een duur contract afgesloten met een privélab en de aandeelhou­ders gemaakt.”

inog wat rijker

Als u terugkijkt op de coronacris­is, hebt u dan ergens spijt van?

“Ik heb me in een aantal zaken vergist, dat is evident. Ook ik heb het virus onderschat. Maar spijt? Nee, ik ben fier op wat we gedaan hebben. Eind januari 2020 hadden we al een pcr-test klaar. En ook al kreeg ik er grijs haar van, ik heb de taskforce testing geleid. Het is zoals Kurt Van Eeghem onlangs zei: spijt is wat de geit schijt. Dat vind ik goed gezegd.”

Ook van zijn keuze voor de cello, “toch het mooiste instrument ter wereld”, heeft Herman Goossens geen moment spijt. “De celloverko­per zei dat hij een goeie lerares kende, maar dat ik haar vooral niet mocht zeggen dat ik cello wilde leren om me te amuseren. Want oudere mensen die het daarvoor doen, nemen ze niet ernstig. Dus zei ik bij de eerste les: binnen vijf jaar wil ik in een kamerorkes­t spelen. Niet dat me dat ooit zal lukken, maar nu is het haar verantwoor­delijkheid.”

Denk je aan zelfmoord en heb je nood aan een gesprek, dan kan je terecht bij de Zelfmoordl­ijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1­813.be

 ?? FOTO JIMMY KETS ?? Vlaanderen leerde Herman Goossens kennen als corona-expert.
FOTO JIMMY KETS Vlaanderen leerde Herman Goossens kennen als corona-expert.
 ?? FOTO FRED DEBROCK ?? Na de zelfdoding van zijn zoon, begon Herman Goossens cello te spelen.
FOTO FRED DEBROCK Na de zelfdoding van zijn zoon, begon Herman Goossens cello te spelen.
 ?? ?? Microbiolo­og
Microbiolo­og

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium