“Betonneer pensioenen voor volgende regeringen” Bushalte aan ziekenhuis Maaseik kost 100.000 euro Frank Vandenbroucke wil zekerheid dat hervorming blijft
Frank Vandenbroucke over onze pensioenen
BRUSSEL - “Er moet dringend werk gemaakt worden van een maatschappelijk contract om de hervorming van onze pensioenen uit te werken en op lange termijn veilig te stellen.” Dat schrijft Frank Vandenbroucke, de voorzitter van de Pensioencommissie 2020-2040, in een open brief aan de regering. Vandaag verschijnt een speciaal nummer van ‘Samenleving en Politiek’ met daarin allemaal open brieven aan onze ministers. Daaronder ook de brief van Frank Vandenbroucke. De regering-Michel heeft meerdere maatregelen genomen om de betaalbaarheid van het wettelijke pensioen veilig te stellen. Het probleem is dat een volgende regering deze maatregelen ongedaan kan maken. Daarom moet er een maatschappelijk contract komen over de partijgrenzen heen en in overleg met de sociale partners. Het moet aangeven welke de kwaliteit van onze pensioenen moet zijn op lange termijn en welke structurele hervormingen hiervoor nodig zijn. Zo’n contract bindt meteen de opeenvolgende regeringen en geeft zekerheid aan de huidige en toekomstige gepensioneerden. Dat het er nog altijd niet is, ergert Frank Vandenbroucke.
BRUSSEL - “Ik verzet me tegen paniekzaaierij. Het is niet zo dat onze pensioenen in de toekomst niet meer betaalbaar zouden zijn. Er zijn wel hervormingen nodig. Die moet men nemen in het kader van een maatschappelijk contract waarin alle partijen - los van meerderheid en oppositie - en in overleg met de sociale partners aangeven welke kwaliteit van pensioenen we willen op langere termijn en welke hervormingen nodig zijn om dat te bereiken. Dat is in het belang van zowel de actieven als de gepensioneerden van nu en morgen”, zegt voorzitter Frank Vandenbroucke (sp.a) van de Pensioencommissie. Het behoort tot de algemene kennis. Maar voor de volledigheid herhalen we eerst nog even dat er in de pensioenen drie pijlers zijn. -De eerste is het wettelijk pensioen. Binnen dat wettelijk pensioen zijn er drie stelsels: ambtenaren, werknemers en zelfstandigen. -De tweede is het bovenwettelijk collectief pensioen (groepsverzekeringen, pensioenfondsen). -De derde is het bovenwettelijk individueel pensioen (pensioensparen, levensverzekeringen). Het wettelijk pensioen is gebaseerd op het repartitiestelsel. Het betekent dat de actieven via hun belastingen en SZ-bijdragen de pensioenen van de gepensioneerden opbrengen. Bij de bovenwettelijke pensioenen gaat het om kapitalisatie. Het bovenwettelijk collectief pensioen wordt gefinancierd door bijdragen van werkgevers en werknemers. Men kan het zien als uitgesteld loon. Bij het bovenwettelijk individueel pensioen spaart men zelf voor later.
“Geen paniek”
Wanneer we het hebben over de betaalbaarheid van de pensioenen, dan hebben we het alleen over de betaalbaarheid van het wettelijk pensioen dat door de overheid wordt uitgekeerd. Daar staan vraagtekens achter. Er zijn meerdere verklaringen.
- Er zijn meer gepensioneerden. - Gemiddeld gesproken leven ze langer en krijgen ze dus ook langer pensioen.
- De stijging van de lonen maakt dat ook de uitgekeerde pensioenbedragen langzaam toenemen. - Vrouwen hebben vaker een eigen pensioen. Twee individuele pensioenen zijn duurder dan één gezinspensioen.
Het betekent dat de pensioenuitgaven alleen maar zullen toene- men. In 2015 waren de pensioenuitgaven goed voor 10,4 procent van het bruto binnenlands product (42,64 miljard euro). Dat zal toenemen tot 11,6 procent in 2030 (47,56 miljard euro) en 12,7 procent in 2060 (52,07 miljard euro). En dan is het de vraag: hoe gaan we dat betalen?
Frank Vandenbroucke: “Die vraag hoor je wel vaker. Ik verzet me tegen paniekzaaierij. Het is niet zo dat we in vergelijking met andere landen buitensporig veel zouden uitgeven aan pensioenen. Het is niet zo dat ons pensioensysteem op instorten staat. We moeten wel maatregelen nemen om het systeem onder controle te houden.”
Maatregelen
De federale regering nam al een aantal maatregelen. In een aantal daarvan kan de voormalige minister van Pensioenen zich terugvinden. In andere niet.
Frank Vandenbroucke: “De afschaffing van de pensioenbonus voor wie langer werkt, vind ik een vergissing. Mensen die langer werken, moet men juist belonen. In het optrekken van de wettelijke pensioenleeftijd tot 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030 en de geleidelijke afschaffing van de diplomabonificatie voor ambtenaren kan ik me wel terugvinden. Wanneer we langer leven, is het voor een stuk ook logisch dat we een beetje langer werken. En dat de studiejaren voor ambtenaren na een overgangsperiode niet langer zullen meetellen als gewerkte jaren - wat ook niet het geval is voor werknemers en zelfstandigen - lijkt me ook logisch, want iedereen studeert langer voor hij aan zijn carrière begint. Maar ik had de zaken wel enigszins anders aangepakt.”
Maatschappelijk contract
Daarmee zitten we bij het maatschappelijk contract waar Vandenbroucke en zijn Pensioencommissie altijd voor gepleit hebben. Frank Vandenboucke: “Het wettelijk pensioenstelsel is een repartitiestelsel. De actieven van vandaag betalen de pensioenen van de gepensioneerden van vandaag. Het houdt in dat er een grote solidariteit moet zijn tussen de generaties. Nu de pensioenuitgaven toenemen, stellen de jongere generaties zich de vraag of de pensioenen op termijn betaalbaar blijven en of zij nog een pensioen zullen krijgen. Paniek is niet nodig. Er zijn wel maatregelen nodig en die worden best genomen in het kader van een maatschappelijk contract tussen de generaties. Zo’n contract op lange termijn biedt de beste garanties voor de gepensioneerden van vandaag en die van morgen. In dat maatschappelijk contract spreken we eerst samen af welke de kwaliteit van de pensioenen op lange termijn moet zijn en vervolgens de maatregelen om die doelstellingen te bereiken.”
Een duidelijke bonus malus maakt iedereen verantwoordelijk Frank VANDENBROUCKE Pensioencommissie
Sociale partners
Dan is het natuurlijk de vraag welke partijen dat maatschappelijk contract moeten sluiten. Frank Vandenbroucke staat hier op het standpunt dat we zelf al langer verdedigen. Bij heel belangrijke hervormingen die de hele maatschappij raken – zoals bij hervormingen van het onderwijs, justitie of de pensioenen – zou men over de partijgrenzen heen moeten samenwerken.
Frank Vandenbroucke: “Deze regering heeft beslist om de pensioenleeftijd op te trekken tot 67 jaar in 2030. Dat is een maatregel, maar geen duurzame hervorming omdat de volgende regering de maatregel nog gemakkelijk kan terugschroeven. Voor verregaande hervormingen is een breed draagvlak nodig, hervormingen worden dan door de opeenvolgende regeringen uitgevoerd. Voor een staatshervorming is een tweederde meerderheid nodig. Ik vind dat voor een hervorming van de pensioenen er ook een heel breed draagvlak moet zijn, dat meerderheid en oppositie best samenwerken.”
Of dit ook zal lukken in dit uitermate gepolariseerde land waar de meerderheid steevast vindt dat ze gelijk heeft en de oppositie even steevast vindt dat de beslissingen van de meerderheid op niets trekken, is nog maar de vraag. Frank Vandenbroucke: “Misschien kunnen de sociale partners het initiatief nemen om tot zo’n maatschappelijk contract te komen. Ze hebben een loonakkoord gesloten. Het betekent dat er opnieuw vertrouwen is tussen werkgevers en vakbonden. Ze hebben daar trouwens alle belang bij, want de pensioenen zijn voor de bedrijven een kost en voor de werknemers zekerheid.”
Bonus malus
Waar Frank Vandenbroucke aan denkt met zijn maatschappelijk contract, is een coherent pensioenstelsel dat mensen qua pensioenleeftijd ruime individuele vrijheid biedt binnen een collectief contract. Daarbij moet het ook de bedoeling zijn om de pensioenuitkeringen te verbeteren, zeker die van de werknemers omdat die niet al te hoog zijn.
Volgens de laatste Pensioenatlas van 2010 bedroeg het gemiddeld pensioen van een werknemer 1.084 euro per maand (1.287 euro voor mannen en amper 629 euro voor vrouwen). Voor ambtenaren was dat gemiddeld 2.250 euro per maand. Sindsdien liggen de bedragen iets hoger, maar niet veel. En de verhoudingen zijn nog altijd dezelfde.
Frank Vandenbroucke: “Dat de wettelijke pensioenleeftijd geleidelijk wordt opgetrokken, lijkt me logisch. Maar het is niet zo dat iedereen tot zijn 65ste en straks tot zijn 67ste kan of wil werken. Het moet mogelijk blijven om eerder met pensioen te gaan. Of langer te werken. Dit houdt wel in dat er een bonus-malussysteem komt.
Wie langer werkt, krijgt meer pensioen. Wie minder lang werkt, krijgt minder. Dat vroeger met pensioen gaan moet wel pas kunnen nadat men een minimum aantal jaren heeft gewerkt. Anders gezegd, er moet een loopbaanvoorwaarde van een minimumaantal te werken jaren komen.” Voorts vindt Frank Vandenbroucke dat het maatschappelijk contract ook werk moet maken van een aantal andere zaken. Frank Vandenbroucke: “Ik denk dan aan het naar elkaar toegroeien van de drie pensioenstelsels (ambtenaren, werknemers, zelfstandigen), maar met behoud van de drie stelsels waardoor iedereen verantwoordelijk blijft. Ik denk ook aan het wegwerken van verschillen die je moeilijk kan uitleggen, zoals de diplomabonificatie die enkel voor ambtenaren geldt en het feit dat het ambtenarenpensioen berekend wordt op basis van de tien laatste jaren, terwijl dat van de werknemers berekend wordt op basis van de hele carrière. Wij stellen voor om de ambtenarenpensioenen ook op de hele loopbaan te baseren, maar zonder dat de gemiddelde ambtenaar daarbij zou inschieten. Voor de contractuele ambtenaren moet er dan weer een aanvullend pensioen worden opgebouwd zoals veelal in de privé. En ik ben een voorstander van het recht op deeltijds pensioen gecombineerd met deeltijds werk.”
Aanvullend pensioen
We hadden het er al over, de Belgische pensioenen van werknemers zijn laag. Die van zelfstandigen nog lager. Die laatste categorie is een beetje een speciaal geval. Ze dragen minder bij aan hun pensioen, doen veelal op een andere manier aan pensioenopbouw. In feite is hun zaak hun pensioen. Maar wanneer ze geen goede zaken doen, hebben ze wel grote problemen.
Dat terzijde. De vaststelling blijft dat de Belgische pensioenen in vergelijking met bijvoorbeeld die in Nederland laag zijn. Daar werkt men op een andere manier. Misschien een idee voor ons land? Frank Vandenbroucke: “In Nederland werkt men met pensioenfondsen, dus met kapitalisatie. Het houdt in dat in feite iedereen er in solidariteit voor zijn eigen pensioen spaart. Dat is interessant bij hoge rentes. Maar minder bij lage rentes, zoals nu. Wat maakt dat er nu in Nederland ongerustheid is. Het neemt niet weg dat de pensioenen in Nederland hoger zijn omdat iedereen er ook nog eens AOW krijgt, een soort van staatspensioen van ongeveer duizend euro. Helaas kunnen we dat kapitalisatiestelsel niet overnemen. Want dat zou betekenen dat de actieven van vandaag tweemaal opdraaien: een eerste keer voor de huidige gepensioneerden en een tweede keer voor hun eigen pensioen.”
Terug naar af? Toch niet helemaal.
Frank Vandenbroucke: “De ambitie moet zijn dat naast het wettelijk pensioen zo veel mogelijk mensen een aanvullend pensioen hebben dat ze opbouwen via groepsverzekeringen en pensioenfondsen. Nu genieten al twee op de drie mensen van zo’n aanvullend pensioen. In de meeste gevallen gaat het om slechts weinig geld. De sociale partners moeten hier hun verantwoordelijkheid nemen. Wanneer er ruimte is voor loonsverhogingen, zouden ze een deel van die ruimte moeten gebruiken om het aanvullend pensioen te versterken. We zouden er toe moeten komen dat 3 tot 4 procent van de loonmassa hiervoor opzij wordt gezet. En de opgespaarde gelden worden best niet in obligaties belegd maar in de wereldeconomie. Zo spreiden we de risico’s en pikken we een graantje mee van de economische groei in de sterk opkomende landen.”