Een zwemmer tegen de stroom in
Hoe kan het, zo verzuchtte Christophe Jorissen vaak, dat kinderen zich na vijftien beurten naar de zwemles moeten slepen omdat ze het niet meer fijn vinden? En dat er zoveel zwemmethodes aangeleerd worden als er leerkrachten zijn? De verzuchtingen resulteerden in cSWIMM, een zwemmodel waar Christophe met vrienden aan sleutelde tot het juist zat. ‘We zijn / Plat op onze buik / In het water beland / Pijn / Maar het water spat niet op / Geen druppel / Geen geluid / Geen enkele beweging / Slechts langzaam / Vormt zich de rimpeling / In ons hoofd.’ Lees de vorige alinea gerust nog een keer. Het is een gedicht, gepresenteerd als overlijdensbericht. Erboven in de krant staat de reguliere rouwadvertentie: jonge kerel, actief in de zwemwereld, had een vriendin, ouders, broer en zus. Geboren in de jaren zeventig – oud genoeg om het leven te kennen, te jong om het te doorgronden. Toch is het in de eerste plaats het gedicht dat de aandacht trekt. Een overlijden leidt niet zelden tot een rake pennenvrucht, maar zo’n treffend gedicht zo snel na een heengaan, dat is opvallend. Na enig rondvragen blijkt de auteur nota bene een grafisch vormgever te zijn. “Maar op die manier toch ook bezig met taal”, reageert Bart Schepers, tevens voorzitter van de Kunstkring Kreatief Genk.
Joviaal en jeugdig
Bart Schepers kroop in zijn pen toen hij hoorde dat de zwemtrainer van zijn kind plots gestorven was. “Christophe trainde de competitiegroep van de Genker Zwemvereniging Neptunus. Die groep zwemt zes dagen op zeven, vaak liggen de kinderen ‘s morgens voor school al in het bad – en ‘s avonds nog een keer. In die zin was Christophe voor sommige zwemmers een tweede vader. Ik had een goed contact met hem: hij was een vrolijke mens, beetje zeveren en zagen, je kent dat.” Het gedicht, zegt Schepers, is gebaseerd op de pijn die een zwemmer voelt wanneer hij plat op de buik in het water terechtkomt. “Je kan daar echt niet goed van zijn. Wel: zo voelen wij, ouders en zwemmers, ons. Wij zijn er niet goed van.” Christophe Jorissen, die regentaat lichamelijke opvoeding studeerde en als vertegenwoordiger in de medische sector werkte, was behalve trainer ook consultant bij de Genkse zwemclub Neptunus. “Een tweetal jaren geleden stelden we vast dat er geen echte lijn zat in de manier waarop de techniek in onze zwemlessen werd aangeleerd”, zegt voorzitter Jurgen Huys. “Christophe, die vroeger al bij ons zwemles had gegeven en met enkele collega-zwemtrainers cSWIMM had ontwikkeld, is toen terug naar onze club gekomen. Behalve zwemtraining gaf hij ook coaching aan onze zwemleraars. Op die manier kwam hij in elke groep en kende iedereen hem.”
Je kon ook moeilijk naast hem kijken, aldus Huys. “Christophe was een joviale kerel die het goed kon vinden met jongeren. Hij sprak hun taal en was altijd jeugdig gebleven.”
Vormspanning
cSWIMM, kort voor complete swim model, ontstond letterlijk aan de toog, tijdens een discussie over zwemtechnieken. “Christophe was op dat moment zwemleraar in Leopoldsburg, ik in Genk”, zegt zijn jeugdvriend en collega Bart Reymen. “We vonden allebei dat kinderen op het einde van een reeks zwemlessen vaak niet meer gemotiveerd waren. En dat het raar was dat we hen eerst de beentechniek van de schoolslag aanleerden, waardoor kinderen lang met een plankje in het water moesten blijven drijven. Dat kon beter, vonden we.” Christophe en Bart staken alle zwemoefeningen in een zak en haalden er alleen het beste weer uit. “We kwamen tot het idee dat we kinderen beter eerst crawl aanleren en daarna pas schoolslag. En dat het logischer is dat je eerst met je armen leert zwemmen en daarna pas met je benen. Zo ontwikkelden we negen basisoefeningen, over de vier zwemstijlen heen.”
Bij de opstart kreeg cSWIMM het gezelschap van Paul Van Thienen, ex-trainer van olympisch medaillewinnaar Pieter Timmers, die het zwemmodel mee introduceerde. “Onze aanpak is gebaseerd op het idee van een goede vormspanning: je houdt je handen voor je, spant je lichaam op en laat je drijven”, aldus Bart Reymen. “Wij zijn ervan overtuigd dat je op die manier na één les al een baan over kan. Het maakt het leren zwemmen alleszins een stuk gemakkelijker.” Voor Christophe was zwemmen niets minder dan een passie. Hij maakte er zijn eindwerk over en waagde zich later aan triatlon. Maar de laatste tijd kwam hij niet meer aan sporten toe, zegt Bart Reymen. “Hij was vaak moe. Enkele jaren geleden geraakte hij amper nog vooruit – honderd meter wandelen was bij wijze van spreken al te veel. Maar hij ging wel drie nachten helpen opruimen op Pukkelpop. Christophe was een man van extremen: ofwel lag hij op de zetel en was alles slecht, ofwel was hij bezig en ging zijn energie alle kanten op.”
Boeketje bloemen
Christophe Jorissen overleed thuis aan een plotse hartaandoening. Het was zijn vriend Bart die hem dood aantrof. “Kort daarvoor had mij gebeld om te zeggen dat hij zich niet goed voelde. Ik ben nog naar hem toegegaan, maar het was te laat. Het is zo raar, want Christophe heeft lang gestreden. Door zijn koppige karakter heeft hij altijd tegen de stroom in gezwommen. Pas het laatste jaar leek hij rust te hebben gevonden. Hij had ook een nieuwe vriendin met wie hij toekomstplannen maakte.”
Dat Christophe nu opduikt in ‘Het Laatste Woord’, vindt Bart tenslotte typerend. “Christophe wilde ook letterlijk altijd het laatste woord hebben. Hij was overtuigd van zijn eigen gelijk, maar daardoor kreeg hij ook vaak dingen voor elkaar. Op zijn dertigste verjaardag gingen we op mannenweekend naar Rome, zijn veertigste vierden we in de Ardennen, zelfs met een kersverse vader in het gezelschap – afwezigheden tolereerde hij niet. Achteraf gaf hij ons wel allemaal een boeketje bloemen mee, voor onze vrouwen. Typisch Christophe.”