STIEKEME SUIKER
In meer dan de helft van alle etenswaren is suiker toegevoegd
12 klontjes suiker in rodekool
“De winkelrekken liggen vol mierzoet eten”, zegt Sjoerd van de Wouw, de campagneleider van de Nederlandse voedingswaakhond Foodwatch. “En dan hebben we het niet alleen over frisdranken, snoepjes, koeken en snacks. Ook aan groenteconserven, maaltijdsalades, vleeswaren, beschuit, hartige sauzen, brood, soepen, noem maar op, wordt suiker toegevoegd.”
En aangezien suiker wordt beschouwd als een van dé factoren voor zwaarlijvigheid en gezondheidsproblemen, onderzocht Foodwatch het suikergehalte door naar de drie grootste Nederlandse supermarkten (Albert Heijn, Lidl – allebei ook in ons land actief – en Jumbo) te trekken. Ze onderzocht meer dan 650 voedingswaren. Bewerkt voedsel was daar de slechtste leerling van de klas. Liefst zeven op de tien van die producten bleken suiker te bevatten. Neem nu kant-en-klare rodekool.
Obesitasepidemie
Groenten. Brood. Vlees. Hartig voedsel, ja. En toch is er in verschillende gevallen suiker aan toegevoegd. Meer nog. In meer dan de helft van alle etenswaren in de supermarkt zit suiker. Bij bewerkt voedsel uit de industrie gaat het zelfs om zeven op de tien. “Dat komt ervan als je tegen beter weten in blijft geloven in de zelfregulering van de voedingsindustrie”, sneert voedingswaakhond Foodwatch. Van de 37 onderzochte producten bevatten er maar acht minder dan 10 gram suiker per 100 gram, wat vergelijkbaar is met hoe de meeste mensen thuis rodekool bereiden. De rest bevat meer dan 10 gram suiker. Absolute kampioen was AH huismerk rodekool met appel (van Albert Heijn): liefst 19 gram suiker per 100 gram. Blijkt dat de producent doodleuk fructoseglucosestroop, honing en karamelsuikerstroop toevoegt. “Als je de aanbevolen dagportie groenten van 250 gram zou eten in de vorm van deze rodekool, dan krijg je liefst 12 suikerklontjes binnen.” Waarom producenten zoiets doen? “Omdat suiker spotgoedkoop is, natuurlijk, dankzij zware Europese subsidies”, zegt Patrick Mullie, voedingsspecialist van de VUB, “en omdat bekend is dat zoet doet consumeren. Een kwestie van winstoptimalisatie, dus. En die economische logica kennen ze heus niet alleen in Nederland, maar ook bij ons en elders.”
Nochtans hebben alle supermarkten al lang programma’s lopen waarbij ze het gehalte aan suiker (net als aan zout en vet) vrijwillig beperken. De voedingssector heeft zelfs een convenant gesloten met Volksgezondheid, inclusief becijferde doelen. Dat loopt tot eind 2017, waarna dan zal worden gecheckt of de industrie haar beloften heeft gehouden. “Dat hebben we in Nederland ook, maar zelfregulering loopt voor geen meter”, sneert Sjoerd van de Wouw.
“Het is te makkelijk alle schuld bij de industrie te leggen”, zegt Nicholas Courant, woordvoerder van Fevia, de Belgische voedingsindustrie. “Wij kunnen perfect alle producten ‘herformuleren’, maar als de klant ze dan niet lekker vindt of er thuis zelf suiker aan toevoegt, dan is dat alles een maat voor niets. Wij werken, samen met de supermarkten en Volksgezondheid, aan een geleidelijke vermindering. Met concrete streefcijfers tegen eind 2017, zwart op wit op papier. Daarin zijn we zelfs een voorbeeld voor andere landen.” Ook Els Cleemput, woordvoerder van minister Maggie De Block (Open Vld), gelooft in goede afspraken met de industrie: “Een soortgelijk convenant over zout heeft geleid tot een effectieve daling van zo’n 10 procent. Waarom zou dat voor suiker ook niet kunnen?” “Omdat zelfs de Wereldgezondheidsorganisatie daar niet in gelooft”, antwoord Sjoerd van de Wouw van Foodwatch. “Dat nog geen enkel land erin geslaagd is de obesitasepidemie tot stilstand te brengen, ligt niet aan een gebrek aan individuele wilskracht, maar aan een gebrek aan politieke wil om het gevecht met de voedselindustrie aan te gaan. Dat zijn niet mijn woorden, maar die van Margaret Chan, directeur-generaal van de WHO.” En zo denkt ook Patrick Mullie erover: “De industrie is geen bende gangsters en bandieten met een vooropgezet plan. Het gaat hier om een scheefgegroeide situatie en de overheid zal moeten reguleren om erop toe te zien dat de consument niet slechts van één kant wordt beïnvloed.”