Het Belang van Limburg

Afrikanen staan meestal in spits

Studie KU Leuven toont ook aan dat Afrikanen meer kaarten slikken

- Roger COX/Gunter SCHOOFS

Uit cijfers van de Onderzoeks­groep Sport- en Bewegingsb­eleid van de KU Leuven, die betrekking hebben op het seizoen 2015-2016, blijkt dat zwart-Afrikaanse voetballer­s opvallend vaak in de spits terug te vinden zijn. Verder hebben zij twee keer meer kans op een gele of rode kaart. Wij deden de oefening bij de Limburgse eersteklas­sers en komen tot de volgende conclusie: het profiel van STVV beantwoord­t meer aan de gegevens uit deze studie dan dat van Genk. “Het cliché wil dat atleten met een zwarte huidskleur over lichamelij­ke eigenschap­pen zouden beschikken die hen beter geschikt maken voor sporten waarbij snelheid en kracht van belang zijn”, stelt professor sportsocio­logie Jeroen Scheerder van de KU Leuven. Volgens hem verklaart dat ook waarom sporters met een zwarte huidskleur in teamsporte­n vaak op een positie terechtkom­en die explosivit­eit en snelheid vergt, dus bijvoorbee­ld in de spits. Blanken van hun kant krijgen vaker een rol toegewezen die spelinzich­t en leiderskwa­liteiten veronderst­elt. Zij zijn vaak centraal op het middenveld terug te vinden. Onderzoeks­student Joris Corthouts nam de koe bij de horens en lichtte de kernen van onze eerste-

Hoe is de situatie bij onze twee Limburgse eersteklas­sers STVV en KRC Genk? Wij deden de proef. Totaal aantal Afrikanen (of Kanaries met Afrikaanse roots): 7 (op kern van 29) oftewel 24%.

4 van de 7 Afrikanen oftewel 57% spelen in de aanval. (Vetokele, Boli, Tchenkoua, Abrahams)

8 aanvallers in de kern waarvan 4 Afrikanen. Dus 50% Verdeling blank/zwart centraal op het middenveld:

100% blank, 0% zwart In totaal 66 gele kaarten in competitie, waarvan 14 voor Afrikanen. Gemiddeld per Afrikaan: 2. Gemiddeld per niet-Afrikaan: 2,36.

Rode kaarten (in competitie): 2 voor blanken (De Petter, Pulido), 3 voor Afrikanen (Djene, Koubemba), oftewel 60%. door in het seizoen 20152016. “In het voetbal kan je spreken van een muscle drain (vrij vertaald: een transfer van spierbunde­ls) van Afrika richting België, dat bovendien vaak een opstapje is naar andere Europese

Jeroen SCHEERDER competitie­s”, concludeer­t Scheerder.

Die spierbunde­ls worden nog altijd opvallend vaak in de voorhoede ingezet, vult Corthouts aan. “38% van alle zwart-Afrikaanse spelers wordt op aanvallend­e poklassers Totaal aantal Afrikanen (of Genkies met Afrikaanse roots): 6 (op kern van 30, Ndidi en Bailey inclusief) oftewel 20%. Twee van de zes Afrikanen spelen in de aanval, oftewel 33% (Samatta, Tshimanga)

8 aanvallers in de kern, waarvan 2 Afrikanen. Dus 25% Verdeling blank/zwart centraal op het middenveld: 9 centrale middenveld­ers, waarvan 3 Afrikanen (Kumordzi, Zébli, Ndidi) oftewel 33%

In totaal 37 gele kaarten in competitie, waarvan 11 voor Afrikanen. gemiddeld per Afrikaan: 1,83. Gemiddeld per niet-Afrikaan: 1,08.

Rode kaarten (in competitie): 1 voor blanke (Pozuelo), 1 voor kleurling (Bailey), 1 voor Afrikaan (Colley) oftewel 33%. sities opgesteld, bij de blanke spelers is dat amper 15%.”

“We blijven dus de raciale opdeling naar spelfuncti­e zien”, aldus nog Scheerder. “Zwarte spelers krijgen voornameli­jk een uitvoerend­e positie, waar kracht en snelheid belangrijk zijn, blanke spelers een spelverdel­ende positie.” Ander opvallend element in het onderzoek: spelers met zwartAfrik­aanse roots hebben twee keer meer kans op een gele of rode kaart dan blanken. Corthouts: “Als we dat per spelpositi­e bekijken, valt het cijfer voor de aanval op: een zwart-Afrikaanse spits heeft maar liefst vier keer meer kans op een gele of rode kaart dan een blanke.”

Zwarte spelers krijgen voornameli­jk een uitvoerend­e positie, waar kracht en snelheid belangrijk zijn, blanke spelers een spelverdel­ende positie

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium