Summie gidst u door Milaan-Sanremo
Veertien seizoenen was Johan Vansummeren prof. De Lommelaar weet kortom als geen ander waar de breekpunten van de voorjaars-
MILAAN TOT AFDALING TURCHINO
Vansummeren: “Wie denkt dat La Primavera zich rustig op gang trekt, dwaalt. Vaak is het oorlog in het peloton gedurende de eerste 20 à 30 kilometer. Eens de vlucht de zegen heeft gekregen, gaat de snelheid eruit en begint de controle door de sterkste blokken. De kopmannen verschijnen vaak goed ingeduffeld aan het vertrek: een lange broek, armstukken, bandana... Kortom, kledingstukken die je vaak niet ziet bij de start. Eens de eerste klim van de dag aanbreekt, de Passo del Turchino, ontdoen ze zich weer van hun extra kledinglagen. Begrijpelijk, want naarmate de top nadert, gaat het tempo weer met een ruk de hoogte in. Ook tijdens de technische afdaling duikt het peloton vol naar beneden. Ik weet echt niet waarom, aangezien iedereen beneden in Savona halt houdt voor een plaspauze. Het tekent het nerveuze karakter van de koers.” Vansummeren: “In deze fase van de wedstrijd hield ik me bij voorkeur achteraan in het peloton op. Al moet je wel opschuiven eenmaal de beklimmingen van capi’s aanbreken. Vooral de Capo Berta, de op twee na laatste klim, moet je absoluut bij de eersten ronden. In de afdaling wachten namelijk enkele vervelende bochten en dus luidt het devies: zorg dat je voor de valpartijen zit. Want gevallen wordt er sowieso. In andere klassiekers vat je de finale aan met een uitgedunde groep van ongeveer tachtig renners. Milaan-Sanremo, waar je met 200 collega’s richting voet van de Cipressa stormt, vormt daarop een uitzondering. Het is een constant gevecht voor je po- klassiekers om de hoek loeren. Hieronder bespreekt de ervaren gids vier cruciale fasen uit Milaan-Sanremo. sitie. Als ik vijfhonderd meter voor het opdraaien van de Cipressa aan mijn linkerzijde een klein treinstation zag opdoemen, wist ik dat het moment gekomen was om mijn ultieme sprint in te zetten.”
TWEELUIK CIPRESSA-POGGIO
Vansummeren: “Positionering is hier van levensbelang. Het kan om het even waar breken, daarom zit je maar best in de spits van het peloton. Dat geldt zeker ook voor de kustweg tussen beide klimmen. Je draait immers gelanceerd met een snelheid van 80 km/u dat tussenstuk op en trekt vervolgens nog een sprintje van 1,5 kilometer langs een hoge muur en door een tunneltje. Je positie bepaalt hier of je mee bent of net niet. Is dat niet het geval dan kan je nog aansluiten voor de voet van Poggio, maar dan ben je zo à bloc moeten gaan dat je bij voorbaat in een verloren de slotklim aanvat.”
toestand Vansummeren: “Op de top van de Poggio blijft er maar één optie over: zo snel mogelijk de duik naar Sanremo nemen, afdalen tot op de limiet. Er zullen geheid gaten vallen. Groepjes komen weer aansluiten, maar die maken eigenlijk geen kans meer. Alertheid is geboden, want bij het binnen denderen van Sanremo kan de beslissing overal vallen. Wegrijden is nochtans aartsmoeilijk, aangezien de snelheid zo hoog ligt. Wie niet bij de eerste tien de Via Roma opdraait, is gezien. Na afloop plof je uitgeput in de zetel van de ploegbus. Het gekke is: je benen zijn niet helemaal kapot, je bent vooral mentaal op van al dat wringen, positioneren, versnellen, remmen en ontwijken van gecrashte collega’s.”