“Een drang waaraan ik niet kon weerstaan”
Rudi Hermans presenteert zijn nieuwe roman ‘De Troonpretendent’
“Ik moest erg diep gaan om dit boek te schrijven, maar het was een drang waaraan ik niet kon weerstaan”, zegt Rudi Hermans (63) over zijn nieuwste roman ‘De Troonpretendent’. Aan de hand van de levensgeschiedenis van zijn moeder voert hij de lezer mee in een verbijsterend verhaal met de aantrekkingskracht van zijn familiale roots als rode draad. ‘De Troonpretendent’ is een vervolg op ‘Terug naar Törökbálint’, een novelle uit 1989 waarin Rudi Hermans terugblikt op een treinreis die hij vijfentwintig jaar eerder met zijn moeder maakte naar haar geboortedorp in Hongarije. “Ze was daar bijna veertig jaar niet meer geweest”, preciseert de auteur. “Kort na de Eerste Wereldoorlog werd ze op haar twaalfde met honderden leeftijdsgenootjes, onder wie haar jongere zusje, op een trein naar Vlaanderen gezet. Hongarije verloor in 1920 als gevolg van het verdrag van Trianon twee derde van zijn grondgebied en was helemaal ontwricht.”
“Omdat er hongersnood heerste, werden die kinderen naar hier gebracht om gedurende zes maanden aan te sterken bij pleegouders. Haar zus kwam in Bolderberg terecht en keerde na een half jaar terug, mijn moeder bleef in België. Ze trouwde, maar verloor haar eerste man op jonge leeftijd. Haar tweede echtgenoot is mijn vader.”
Was het haar eigen keuze om in België te blijven?
“Nee, verre van. Ze werd in Linde-Peer ondergebracht bij een boerenfamilie, die haar uitbuitte en hardvochtig behandelde. Brieven van haar vader kreeg ze nooit te zien, haar eigen brieven werden niet verstuurd. Ik wist daar niets van, tot ik haar bij de voorbereiding van ‘Terug naar Törökbálint’ vragen stelde over haar verleden. Die gesprekken zetten me ertoe aan om haar levensgeschiedenis te schrijven. Dat werd ook het onderwerp van drie latere boeken: ‘Liefdesverklaringen’, ‘Levenswerk’ en ‘Lijfsbehoud’.”
Wat was de aanleiding om ‘De Troonpretendent’ te schrijven?
“In
de
nalatenschap
van
mijn Rudi Hermans
auteur moeder bevond zich een krantenknipsel uit het midden van de jaren dertig. Daarin is sprake van een schat die voor haar bestemd is als erfgename van koningin Henrita. Zij overleed op het einde van de achttiende eeuw toen zij vorstin was van Zuid-Slavië, een rijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen. Dat knipsel was voor mij de aanleiding om bijna vijftig jaar na mijn eerste reis nog eens naar het land van mijn moeder te gaan. Niet om de schat op te halen – daarvan hebben we trouwens geen spoor gevon- den – maar om op zoek te gaan naar verwanten. Ik werd gedreven door weemoed, het gevoel dat ik daar thuishoorde.”
Zou je ‘De Troonpretendent’ een autobiografische roman noemen?
“Ik noem het een autobiografisch geïnspireerde roman. Ik heb geen lineair verslag van het leven van mijn moeder geschreven. Ik leg verbanden, maak reizen in de tijd en doorspek het verhaal met mijn bedenkingen en ervaringen. Het schrijven van dit boek heeft me geholpen om het lot van hedendaagse vluchtelingen beter te begrijpen en het standpunt van Hongarije niét te begrijpen. Decennia geleden werden duizenden Hon- garen elders opgevangen, nu sluit Hongarije vluchtelingen op in containerkampen.”
Komt er een volgend boek? “In het najaar verschijnt een novelle met de last van het verouderen als thema. Daarover schrijven helpt me om mijn leeftijd te accepteren. We moeten worden wie we zijn, zoals Nietzsche zei. Zolang ik schrijf, word ik de schrijver die ik in aanleg al was. Het gaat niet om het eeuwige leven – wie schrijft, die blijft niét – maar om het ervaren van het gevoel om in leven te zijn en zinvol te leven. Schrijven is mijn opdracht in dit leven.”
Decennia geleden werden duizenden Hongaren elders opgevangen, nu sluit Hongarije vluchtelingen op in containerkampen.
Hermans, ‘De Troonpretendent’ – Uitgeverij Manteau, 134 pagina’s, 19,99 euro