“Al wie niet springt, is FCB”
De dag dat Polen zijn omgekomen president begraaft, Philippe Gilbert voor het eerst triomfeert in de Amstel Gold Race en Europa nog in de ban is van een IJslandse aswolk – Eyjafjallajökull, iemand? – komt Anderlecht in Brugge een kloof van elf (!) punten verdedigen. De eerste editie van play-off 1 baart absoluut geen spanning. “Denk je dat ik het amusant vind om vier keer op een jaar tegen Club Brugge te moeten spelen?”, klaagt Olivier Deschacht zelfs. Die zondagmiddag hangt er toch elektriciteit in de lucht. In de tribune, al zit die niet vol. Een duizendtal Brugse fans blijft liever thuis dan de erfvijand te zien zegepralen. En op het veld waar scheidsrechter Johan Verbist al na dertig seconden Blondel en Boussoufa moet berispen en ook een brandje tussen Vargas en Mazuch blust.
Het team van Adrie Koster verdedigt zijn tweede plaats, maar uit de opstelling spreekt al bij voorbaat onmacht. Odjidja en Geraerts zijn niet beschikbaar. Peter Van der Heyden, linksachter van roeping, moet daarom als defensieve middenvelder Boussoufa schaduwen. En Jeroen Simaeys, wel een stofzuiger en niet meteen de meest wendbare, staat rechtsachter. Anderlecht, met de inmiddels in Portugal spelende Bouba Saré in de basis, komt nooit in de proble- men. Op een razendsnelle counter wordt Van Der Heyden door Suarez tot kegeltje gedegradeerd en is Jelle Van Damme de 21-jarige Perisic te snel af: 0-1, na een halfuur.
Scheldpartij voor Vanden Stock
Het scheelt weinig of Anderlechtvoorzitter Roger Vanden Stock zit op dat moment al in zijn auto richting Brussel. In de eretribune wordt hij de hele tijd uitgescholden door een Club-fan. Collegabestuurslui overtuigen hem om nog te blijven. Zijn kampioenensjaal zal Vanden Stock pas minuten na het laatste fluitsignaal bovenhalen. Hij wil niemand provoceren.
Omdat Van Damme de lat treft en Lukaku de haarband van Carl Hoefkens niet de baas kan, blijft het spannend. Tot Biglia de Brugse defensie openlegt en Suarez de 0-2 aanbiedt. Invaller Sonck, ontevreden met zijn speelminuten onder Koster, haalt zijn gram met zijn laatste goal in dienst van Club. Te laat. Op dat moment stroomt het Jan Breydelstadion al leeg. “Kampioen worden is al buitengewoon, maar van alle plaatsen in de wereld is dit misschien wel de speciaalste”, zegt Roland Juhasz. Ariël Jacobs haalt ondertussen opgelucht adem. Hij mag eindelijk naar de kapper met zijn iets te weelderige dos. Een eerder gepland bezoekje aan de coiffeur wordt hem verboden uit bijgeloof.
Sinds die dag mag Anderlecht drie sterretjes op zijn shirt afbeelden. Toch houdt paars-wit het bij die dertigste titel nog waardig. Pas op de bus naar Brussel barst het feest los. De 16-jarige Lukaku blijft nuchter: “Champagne stinkt. Ik vier wel op cola.” Met de viering komt ook het zout in de wonde van de concurrentie. Voor de spelers naar dancing Carré trekken – waar zeker Gillet en Mazuch zich laten vollopen en Lukaku uitblinkt in afwezigheid wegens examens – zingt Oliver Deschacht de fans nog toe in het stadion. “Al wie niet springt, is FCB”. Hadden we al gezegd dat kampioen worden bij de concurrent altijd goed is voor een portie leedvermaak?