Hoe breed kunnen de vragen zijn?
Een atlas?
Maar dan zonder geografische kaarten. Het is een lijvig, kleurrijk boekwerk (bijna 3 kg) dat het Nederlands in al zijn facetten wil ordenen. Zeer onderhoudend, met af en toe wel degelijk een kaart. Hoofdredacteur professor De Caluwe van de universiteit Gent zegt het in zijn inleiding: “Al te vaak is taal een bron van ergernis. Die gaan we opzijzetten.” Vergeet al het doemdenken: mensen kunnen niet meer spellen, kennen geen standaardtaal meer, gebruiken woorden verkeerd, horen hun eigen accent niet, articuleren niet fatsoenlijk, het Nederlands valt uit elkaar: Nederlanders en Vlamingen moeten elkaars tv-programma’s ondertitelen, en ga zo maar door.
De Caluwe (en zijn ruime team): “Onze insteek is anders, het is er een van prettige verwondering over de ontelbare interessante kanten van het Nederlands, en van zijn gebruikers natuurlijk, want dat Nederlands krijgt pas vorm en inhoud door de interactie tussen meer dan twintig miljoen sprekers, elk uur, elke dag opnieuw.” Wat doe je met de zorgelijke thema’s? Je geeft er inzicht in en die kennis geeft plezier. Dialect? Draag er zorg voor: “Vaak zie je er de oudste lagen van het Nederlands in dagzomen, zoals gesteente dat aan de oppervlakte komt.”
Wat valt het meest op?
De branie. De onverschrokkenheid. Een nieuw zelfvertrouwen. Het gevoel: Hé, al dit Nederlands is helemaal van ons. Ergens rond het jaar 2000 is het Nederlands tersluiks, en toch officieel, een ‘pluricentrische’ taal geworden, met een Vlaams middelpunt. De Caluwe: “In dit boek wordt op elke bladzijde, met de keuze van de thema’s én de invalshoek, met de eigen taalsituatie in Vlaanderen rekening gehouden.”
Hoe pakt hij dit aan?
Je stelt zestig vragen rond taal in de allerbreedste betekenis, en je antwoordt daarop zo vindingrijk en kleurrijk mogelijk, inclusief randstukjes en weetjes, zonder de wetenschappelijke ondergrond uit het oog te verliezen. Dat kan zijn: ‘Waar ter wereld spreken mensen Nederlands?’ In het antwoord zit een kaartoverzicht van het Nederlands in andere talen. 18.242 Nederlandse woorden heeft het Nederlands aan 138 talen ‘uitgeleend’. Wat in verre landen tot 48.446 woorden heeft geleid. Ongelooflijk toch. Zeker, het moet de bazigheid van de Nederlanders zijn geweest die ertoe heeft geleid dat het woord ‘baas’ ( boss) in 57 talen is gekropen. Als Donald Trump over de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un zegt He is a pretty smart cookie, dan spreekt hij Nederlands: de ‘bazin’ bracht de ‘koekjes’ mee. Wat betekent je familienaam? Mag je je kind noemen hoe je wilt? (Astma als meisjesnaam, het bestaat) Wat vertellen plaatsnamen? Zijn dialecten minderwaardig? Hoe bescherm je je dialect voor de toekomst? (Hoe word ik amateur-dialectoloog?). Bedreigt tussentaal het Standaardnederlands? Antwoord van de afdeling taalkunde van de universiteit van Antwerpen: “Dromen van Standaardnederlands als algemene beschaafde omgangstaal voor iedere Vlaming is utopisch en weinig zinvol. Tussentaal is nu eenmaal de taal waarin de meerderheid van de Vlamingen zich vlot en verstaanbaar uitdrukt.”
Te veel om op te noemen?
Bergen te veel. Nog eentje: hoe doorprik je het taalgebruik van politici? Onder de titel ‘Politiek is oorlog zonder bloedvergieten’. Met inzicht in de zeven geboden waaraan bekwame politici zich moeten houden. Of: eerste hulp bij onduidelijke taal: in twaalf tips. Het zit er allemaal in. Het Limburgs is stevig aanwezig, al was het maar in de wondermooie dialectkaarten met tientallen benamingen voor ‘schommel’ (‘schok’ bijvoorbeeld) of voor ‘vlinder‘ (‘piepel’ bijvoorbeeld).
Pretige verwondering?
Opgewekt van toon van voor tot achter. In de lijst van nieuwe woorden die door auteurs in de wereld zijn gezet zit ook ‘helaasheid’ van Dimitri Verhulst met zijn boek ‘De helaasheid der dingen’. In het Duits luidt dat ‘Die Beschissenheit der Dinge’, minder nieuw toch.
Kortom?
Een fantastisch boek. Onuitputtelijk. Geschreven vanuit het idee: elk woord verdient onze nieuwsgierigheid. Nooit gezien.